Summary
German to Dutch: more detail...
- beilegen:
-
Wiktionary:
- beilegen → bijleggen, bijvoegen, bijgaand, bijgesloten, insluiten
- beilegen → bijdoen, bijmengen, bijvoegen, toegeven, toevoegen, eraan toevoegen, aanbouwen, aaneenschakelen, bijeenvoegen, ineenzetten, samenstellen, bijeenbinden, samenbinden, verbinden, aaneenvoegen, bijeenbrengen, samenbrengen, verenigen, afstellen, passend maken, verstellen, instellen
German
Detailed Translations for beilegen from German to Dutch
beilegen:
-
beilegen (hinzufügen; zufügen; beifügen; zulegen; beimischen; anfügen; beigeben; hinzulegen; zugeben; beisetzen; hinzumengen; hineintun; hinzumischen)
-
beilegen (hinzulegen)
-
beilegen (hinzufügen; einschließen; beifügen; schließen; enthalten; erfassen; umziehen; bestreichen; anfügen; umfassen; beschränken; einhegen; verkapseln; einschränken; einsperren; blockieren; eindämmen; einkreisen; umschließen; einpferchen; eindeichen; einsäumen; einkapseln)
-
beilegen (aufzählen; hinzufügen; addieren; zusammenzählen; beifügen; zurechnen; anfügen; hinzuzählen; beigeben)
-
beilegen (gutmachen; Freiden schließen)
-
beilegen (schlichten; abhandeln; abwickeln)
-
beilegen
-
beilegen (versöhnen; beruhigen; beschwichtigen; schlichten; besänftigen)
-
beilegen (Frieden schließen; beruhigen; schlichten; beschwichtigen; besänftigen)
vrede sluiten-
vrede sluiten verbe
-
Conjugations for beilegen:
Präsens
- lege bei
- legst bei
- legt bei
- legen bei
- legt bei
- legen bei
Imperfekt
- legte bei
- legtest bei
- legte bei
- legten bei
- legtet bei
- legten bei
Perfekt
- habe beigelegt
- hast beigelegt
- hat beigelegt
- haben beigelegt
- habt beigelegt
- haben beigelegt
1. Konjunktiv [1]
- lege bei
- legest bei
- lege bei
- legen bei
- leget bei
- legen bei
2. Konjunktiv
- legte bei
- legtest bei
- legte bei
- legten bei
- legtet bei
- legten bei
Futur 1
- werde beilegen
- wirst beilegen
- wird beilegen
- werden beilegen
- werdet beilegen
- werden beilegen
1. Konjunktiv [2]
- würde beilegen
- würdest beilegen
- würde beilegen
- würden beilegen
- würdet beilegen
- würden beilegen
Diverses
- leg bei!
- legt bei!
- legen Sie bei!
- beigelegt
- beilegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for beilegen:
Synonyms for "beilegen":
Wiktionary Translations for beilegen:
beilegen
Cross Translation:
verb
beilegen
-
aus der Welt schaffen
- beilegen → bijleggen
-
zu etwas hinzufügen
- beilegen → bijvoegen; bijgaand; bijgesloten
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beilegen | → bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen | ↔ adjoindre — À trier |
• beilegen | → eraan toevoegen; aanbouwen; bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen | ↔ ajouter — mettre en plus. |
• beilegen | → aaneenschakelen; bijeenvoegen; ineenzetten; samenstellen; bijeenbinden; samenbinden; verbinden; aaneenvoegen; bijeenbrengen; samenbrengen; verenigen; afstellen; passend maken; verstellen; instellen; bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen | ↔ joindre — approcher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir. |
External Machine Translations: