Summary
German to Dutch: more detail...
-
ausklopfen:
-
Wiktionary:
ausklopfen → afranselen, afrossen, doorroeren, dorsen, houwen, klappen, kloppen, meppen, omroeren, roeren, slaan, halen, inslaan, raken, teisteren, treffen, opvallen, aanstoot geven, choqueren, kwetsen, aanbotsen, geduwd worden, zich stoten
-
Wiktionary:
German
Detailed Translations for ausklopfen from German to Dutch
ausklopfen: (*Using Word and Sentence Splitter)
Wiktionary Translations for ausklopfen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ausklopfen | → afranselen; afrossen; doorroeren; dorsen; houwen; klappen; kloppen; meppen; omroeren; roeren; slaan | ↔ battre — frapper de coups répétés. |
• ausklopfen | → slaan; halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; klappen; kloppen; opvallen; houwen; meppen | ↔ frapper — A TRIER |
• ausklopfen | → aanstoot geven; choqueren; kwetsen; aanbotsen; geduwd worden; zich stoten; klappen; kloppen; slaan; opvallen; houwen; meppen | ↔ heurter — entrer brusquement en contact. |