Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Magie:
  2. Wiktionary:
Dutch to German:   more detail...
  1. magie:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for Magie from German to Dutch

Magie:

Magie [die ~] nom

  1. die Magie (Zauberei; Hexerei; Bezauberung; Zauberkunst)
    de magie
  2. die Magie (Zauberei; Hexerei)
    de toverkracht
  3. die Magie (Zauberkunst; Zauber; Zauberei; Gaukelei; Hokuspokus)
    de toverkunst

Translation Matrix for Magie:

NounRelated TranslationsOther Translations
magie Bezauberung; Hexerei; Magie; Zauberei; Zauberkunst
toverkracht Hexerei; Magie; Zauberei
toverkunst Gaukelei; Hokuspokus; Magie; Zauber; Zauberei; Zauberkunst

Synonyms for "Magie":


Wiktionary Translations for Magie:

Magie
noun
  1. toverkunst; kracht waar een tovenaar over beschikt om dingen te verwezenlijken die een bovennatuurlijke indruk maken

Cross Translation:
FromToVia
Magie toverkracht; toverij; magie; toverkunst magic — use of supernatural rituals, forces etc.
Magie magie; toverkunst; tovenarij magic — ritual associated with supernatural magic or mysticism
Magie goochelkunst; illusionisme magic — illusion performed to give the appearance of magic or the supernatural
Magie toverij; magie magic — something spectacular or wonderful
Magie magie; toverkunst magie — fanta|fr art prétendre auquel on attribuer le pouvoir d’opérer, par des moyens occultes, des effets surprenants et merveilleux.



Dutch

Detailed Translations for Magie from Dutch to German

magie:

magie [de ~ (v)] nom

  1. de magie
    die Zauberei; die Magie; die Hexerei; die Bezauberung; die Zauberkunst

Translation Matrix for magie:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bezauberung magie aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; charme; extase; fascinatie; geestvervoering; gratie; trance; verrukking; vervoering
Hexerei magie duivelswerk; heksentoer; heksenwerk; hekserij; toverij; toverkracht; zeer moeilijk werk; zwarte magie
Magie magie toverkracht; toverkunst
Zauberei magie duivelswerk; heksenwerk; hekserij; tovenarij; toverij; toverkracht; toverkunst; zeer moeilijk werk; zwarte magie
Zauberkunst magie duivelswerk; gegoochel; goochelarij; goochelkunst; heksenwerk; toverkunst; zeer moeilijk werk

Wiktionary Translations for magie:

magie
noun
  1. toverkunst; kracht waar een tovenaar over beschikt om dingen te verwezenlijken die een bovennatuurlijke indruk maken
magie
noun
  1. übernatürliche Wirkung, magische Manipulation, die nicht den Naturgesetzen unterliegt; unerklärlicher Vorgang

Cross Translation:
FromToVia
magie Zauber; Magie; Zauberei magic — use of supernatural rituals, forces etc.
magie Magie magic — ritual associated with supernatural magic or mysticism
magie Magie; Zauber magic — something spectacular or wonderful
magie Magie; Zauber magie — fanta|fr art prétendre auquel on attribuer le pouvoir d’opérer, par des moyens occultes, des effets surprenants et merveilleux.

Related Translations for Magie