Interglot - Geist: German and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Remove Ads

Summary

German to Dutch: more detail...

Geist:
- verstand; denkvermogen; geest; vernuft; hersens; brein; figuur; gedaante; verschijning; postuur; vindingrijkheid; inventiviteit
Wiktionary:
- Geist → geest, spook, spooksel, schim, gespens, verschijning, fantoom, verstand, psyche, rede, denkvermogen, ziel, brein, hersenen, hersens, gemoed

German

Detailed Translations for Geist from German to Dutch

Geist:

Geist [der ~] nom

der Geist (Verstand; Gehirn; Denkvermögen; Vernunft; Intellekt)
het verstand; de denkvermogen; de geest; het vernuft; de hersens; het brein
- verstand [het ~] nom
- denkvermogen [de ~] nom
- geest [de ~ (m)] nom
- vernuft [het ~] nom
- hersens [de ~] nom, pluriel
- brein [het ~] nom
der Geist (Gestalt; Figur; Form; Statur; Gebilde)
de figuur; de gedaante; de verschijning; het postuur
- figuur [de ~] nom
- gedaante [de ~ (v)] nom
- verschijning [de ~ (v)] nom
- postuur [het ~] nom
der Geist (Erfindungsgabe; Genie; Kreativität; Erfindungsgeist; Schaffenskraft)
de vindingrijkheid; de inventiviteit; het vernuft
- vindingrijkheid [de ~ (v)] nom
- inventiviteit [de ~ (v)] nom
- vernuft [het ~] nom

Translation Matrix for Geist:

Noun	Related Translations	Other Translations
brein	Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Vernunft; Verstand	Begriffsvermögen; Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Verstand
denkvermogen	Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Vernunft; Verstand	Denkvermögen; Geistesvermögen; Intelligenz; Verstand
figuur	Figur; Form; Gebilde; Geist; Gestalt; Statur	Aussehen; Erscheinen; Erscheinung; Erscheinungsform; Figur; Form; Gestalt; Haltung; Person; Positur; Statur; Typ; Wesen; Wuchs; Äußere
gedaante	Figur; Form; Gebilde; Geist; Gestalt; Statur	Ansicht; Aussehen; Erscheinen; Erscheinung; Erscheinungsform; Figur; Gestalt; Haltung; Hirngespinst; Schatten; Schemen; Statur; Wuchs; Äußere
geest	Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Vernunft; Verstand	Geistererscheinung; Gespenstererscheinung; Sinn; Tenor
hersens	Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Vernunft; Verstand	Begriffsvermögen; Gehirnkasten; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Kopf; Schädel; Verstand
inventiviteit	Erfindungsgabe; Erfindungsgeist; Geist; Genie; Kreativität; Schaffenskraft
postuur	Figur; Form; Gebilde; Geist; Gestalt; Statur	Aussehen; Erscheinen; Erscheinung; Figur; Gestalt; Haltung; Positur; Statur; Wuchs; Äußere
vernuft	Denkvermögen; Erfindungsgabe; Erfindungsgeist; Gehirn; Geist; Genie; Intellekt; Kreativität; Schaffenskraft; Vernunft; Verstand	Ader; Begabtheit; Begabung; Erfindungsgabe; Erfindungsgeist; Fähigkeit; Gabe; Genialität; Genie; Geschicklichkeit; Händchen; Intellekt; Intelligenz; Kapazität; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Potential; Scharfsinn; Talent; Veranlagung
verschijning	Figur; Form; Gebilde; Geist; Gestalt; Statur	Ansicht; Aussehen; Erscheinen; Erscheinung; Erscheinungsbild; Erscheinungsform; Geistererscheinung; Gespenstererscheinung; Gestalt; Statur; Äußere
verstand	Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Vernunft; Verstand	Begriffsvermögen; Bewußtsein; Denkvermögen; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Geistesvermögen; Genie; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Scharfsinn; Verstand
vindingrijkheid	Erfindungsgabe; Erfindungsgeist; Geist; Genie; Kreativität; Schaffenskraft

Synonyms for "Geist":

Gespenst; Spuk
Denkfähigkeit; Denkvermögen; Gehirnschmalz; Grips; Grütze; Intelligenz; Köpfchen; Scharfsinn; Scharfsinnigkeit; Vernunft; Verstand
Esprit; Witz

Wiktionary Translations for Geist:

Cross Translation:

From	To	Via
• Geist	→ geest; spook; spooksel; schim; gespens; verschijning; fantoom	↔ ghost — spirit appearing after death
• Geist	→ geest; verstand; psyche; rede; denkvermogen	↔ mind — ability for rational thought
• Geist	→ geest; ziel	↔ spirit — soul
• Geist	→ geest	↔ spirit — supernatural being
• Geist	→ brein; hersenen; hersens	↔ cervelle — anatomie\|fr Nom vulgaire du cerveau, surtout chez l’homme.
• Geist	→ geest; verstand	↔ esprit — substance incorporelle et immatérielle.
• Geist	→ spook	↔ fantôme — Apparition d’un défunt sous l’aspect qu’il avait de son vivant ou sous une autre forme, notamment sous un drap blanchâtre.
• Geist	→ ziel; geest; gemoed	↔ âme — principe de la vie chez un être humain.

Remove Ads

German and Dutch Search Results for: Geist

Detailed Translations for Geist from German to Dutch

Geist:

Geist [der ~] nom

der Geist (Verstand; Gehirn; Denkvermögen; Vernunft; Intellekt)

der Geist (Gestalt; Figur; Form; Statur; Gebilde)

der Geist (Erfindungsgabe; Genie; Kreativität; Erfindungsgeist; Schaffenskraft)

Translation Matrix for Geist:

Synonyms for "Geist":

Wiktionary Translations for Geist: