Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: verlassen

German and Dutch Search Results for: verlassen

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. verlassen:
  2. Verlassen:
  3. Wiktionary:

German

Detailed Translations for verlassen from German to Dutch

verlassen:

verlassen verbe (verlasse, verläßt, verließ, verließt, verlassen)

  1. verlassen (wegfahren; abreisen; seineZelteabbrechen; )
    gaan; vertrekken; weggaan; heengaan; opstappen; opbreken
    • gaan verbe (ga, gaat, ging, gingen, gegaan)
    • vertrekken verbe (vertrek, vertrekt, vertrok, vertrokken, vertrokken)
    • weggaan verbe (ga weg, gaat weg, ging weg, gingen weg, weggegaan)
    • heengaan verbe (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
    • opstappen verbe (stap op, stapt op, stapte op, stapten op, opgestapt)
    • opbreken verbe (breek op, breekt op, brak op, braken op, opgebroken)
  2. verlassen (im Stich lassen)
    in de steek laten; verlaten
    • in de steek laten verbe (laat in de steek, liet in de steek, lieten in de steek, in de steek gelaten)
    • verlaten verbe (verlaat, verliet, verlieten, verlaten)
  3. verlassen (sorgen für; sich kümmern; sorgen; bewirken)
    zorgen; zorg dragen

Conjugations for verlassen:

Präsens
  1. verlasse
  2. verläßt
  3. verläßt
  4. verlassen
  5. verlaßt
  6. verlassen
Imperfekt
  1. verließ
  2. verließt
  3. verließ
  4. verließen
  5. verließt
  6. verließen
Perfekt
  1. habe verlassen
  2. hast verlassen
  3. hat verlassen
  4. haben verlassen
  5. habt verlassen
  6. haben verlassen
1. Konjunktiv [1]
  1. verlasse
  2. verlassest
  3. verlasse
  4. verlassen
  5. verlasset
  6. verlassen
2. Konjunktiv
  1. verließe
  2. verließest
  3. verließe
  4. verließen
  5. verließt
  6. verließen
Futur 1
  1. werde verlassen
  2. wirst verlassen
  3. wird verlassen
  4. werden verlassen
  5. werdet verlassen
  6. werden verlassen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verlassen
  2. würdest verlassen
  3. würde verlassen
  4. würden verlassen
  5. würdet verlassen
  6. würden verlassen
Diverses
  1. verlassew
  2. verlasset!
  3. verlassen Sie!
  5. verlassen
  6. verlassend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

verlassen adj

  1. verlassen (ausgestorben; menschenleer; öde)
    uitgestorven
  2. verlassen (vereinsamt; einsam; öde)
    vereenzaamd

Translation Matrix for verlassen:

NounRelated TranslationsOther Translations
heengaan Abfahren; Abreisen; Weggehen
opbreken Aufbrechen; Aufreißen
verlaten Verlassen; Verschwinden
vertrekken Abfahren; Abreisen; Fortgehen; Gehen; Halle; Kammer; Lokalität; Platz; Raum; Räumlichkeit; Saal; Verlassen; Weg gehen; Weggehen; Zimmer
weggaan Fortgehen; Gehen; Verlassen; Weg gehen
zorgen Elend; Not; Schlamassel; Schwierigkeit; Sorge
VerbRelated TranslationsOther Translations
gaan abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen bummeln; gehen; im Schritt gehen; laufen; schreiten; sich aufmachen; sich fortbewegen; spazieren; spazierengehen; wandern
heengaan abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen abfahren; abkratzen; abreisen; ausscheiden; austreten; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortfahren; fortgehen; fortreisen; hingehen; hinscheiden; im Sterben liegen; sterben; umkommen; verscheiden; versterben; wegfahren; weggehen; wegreisen; zugrunde gehen
in de steek laten im Stich lassen; verlassen
opbreken abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen Sodbrennen haben
opstappen abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen
verlaten im Stich lassen; verlassen abfahren; abreisen; ausscheiden; austreten; fortfahren; fortgehen; fortreisen; wegfahren; weggehen; wegreisen
vertrekken abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; ausscheiden; austreten; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortgehen; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; weggehen; wegreisen; ölen
weggaan abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen
zorg dragen bewirken; sich kümmern; sorgen; sorgen für; verlassen
zorgen bewirken; sich kümmern; sorgen; sorgen für; verlassen sorgen; versorgen; zu etwas führen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
uitgestorven ausgestorben; menschenleer; verlassen; öde
verlaten desolat; öde
ModifierRelated TranslationsOther Translations
vereenzaamd einsam; vereinsamt; verlassen; öde

Synonyms for "verlassen":


Wiktionary Translations for verlassen:

verlassen
verb
  1. einen Ort verlassen: weggehen, sich entfernen
verlassen
verb
  1. weggaan uit
  2. weggaan
  3. in de steek laten
  4. onverzorgd achterlaten
  5. zich ergens vandaan begeven
Cross Translation:
FromToVia
• verlassen → prijsgeven; opgeven ↔ abandon — to give up
• verlassen → verlaten ↔ abandoned — forsaken, deserted
• verlassen → vertrekken ↔ depart — to leave
• verlassen → heengaan ↔ depart — to die
• verlassen → achterlaten; verlaten; aan m ↔ desert — to abandon
• verlassen → verlaten ↔ deserted — abandoned
• verlassen → verloren; verlaten ↔ forlorn — left behind
• verlassen → miserabel; hopeloos ↔ forlorn — miserable
• verlassen → opgeven; verzaken ↔ forsake — to abandon
• verlassen → achterlaten; verlaten; in de steek laten ↔ jilt — to jilt
• verlassen → achterlaten; verlaten ↔ leave — To depart from, end one's connection or affiliation with
• verlassen → weggaan; vertrekken ↔ leave — To depart (intransitive)
• verlassen → verlaten ↔ quit — to leave
• verlassen → opgeven; loslaten; verzaken ↔ relinquish — to give up, abandon
• verlassen → rekenen op ↔ rely — rest with confidence
• verlassen → verlaten ↔ reprobate — abandon
• verlassen → doods; eenzaam; uitgestorven; verlaten ↔ désert — Qui est inhabité ou qui n’est guère fréquenté.

Verlassen:

Verlassen [das ~] nom

  1. Verlassen (Verschwinden)
    het verlaten
  2. Verlassen (Weg gehen; Gehen; Fortgehen)
    het vertrekken; weggaan

Translation Matrix for Verlassen:

NounRelated TranslationsOther Translations
verlaten Verlassen; Verschwinden
vertrekken Fortgehen; Gehen; Verlassen; Weg gehen Abfahren; Abreisen; Halle; Kammer; Lokalität; Platz; Raum; Räumlichkeit; Saal; Weggehen; Zimmer
weggaan Fortgehen; Gehen; Verlassen; Weg gehen
VerbRelated TranslationsOther Translations
verlaten abfahren; abreisen; ausscheiden; austreten; fortfahren; fortgehen; fortreisen; im Stich lassen; verlassen; wegfahren; weggehen; wegreisen
vertrekken abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; ausscheiden; austreten; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortgehen; fortreisen; losfahren; schmieren; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; weggehen; wegreisen; ölen
weggaan abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen; ölen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
verlaten desolat; öde

External Machine Translations:


Dutch

Detailed Translations for verlassen from Dutch to German

verlassen: (*Using Word and Sentence Splitter)

External Machine Translations:






Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.1136 seconds
Page rendered in 1.0 seconds