Interglot - "Abnehmen" translated from German to Dutch

Remove Ads

Summary

German to Dutch: more detail...

Abnehmen:
- verwijderen; wegnemen; afpakken; ontnemen; minderen; krimpen; korten; afnemen; achteruitgaan; verminderen in kracht; aan de lijn doen; diëten; lijnen; dieet houden; afstoffen; afwissen; rimpel; gezichtsrimpel

German

Detailed Translations for Abnehmen from German to Dutch

Abnehmen:

Abnehmen [das ~] nom

Abnehmen (Entfernen; Amputieren)
verwijderen; wegnemen
- verwijderen [znw.] nom
- wegnemen [znw.] nom
Abnehmen
afpakken
- afpakken [znw.] nom
Abnehmen
ontnemen
- ontnemen [znw.] nom
Abnehmen
het minderen; krimpen; korten
- minderen [het ~] nom
- krimpen [znw.] nom
- korten [znw.] nom
Abnehmen (Schwächer werden; Abfallen; Vermindern)
afnemen; achteruitgaan; verminderen in kracht
- afnemen [znw.] nom
- achteruitgaan [znw.] nom
- verminderen in kracht [znw.] nom
Abnehmen (Diät halten)
aan de lijn doen; de diëten; het lijnen
- aan de lijn doen [znw.] nom
- diëten [de ~] nom, pluriel
- lijnen [het ~] nom
Abnehmen (Diät)
dieet houden; het lijnen
- dieet houden [znw.] nom
- lijnen [het ~] nom
Abnehmen (Staub abnehmen; Abwischen)
afnemen; afstoffen; afwissen
- afnemen [znw.] nom
- afstoffen [znw.] nom
- afwissen [znw.] nom
Abnehmen (Gesichtsfalte; Falte; Leitung; Schnur; Kräuselung; Zeile; Gerade; Ende; Leine)
de rimpel; gezichtsrimpel
- rimpel [de ~ (m)] nom
- gezichtsrimpel [znw.] nom

Translation Matrix for Abnehmen:

Noun	Related Translations	Other Translations
aan de lijn doen	Abnehmen; Diät halten
achteruitgaan	Abfallen; Abnehmen; Schwächer werden; Vermindern
afnemen	Abfallen; Abnehmen; Abwischen; Schwächer werden; Staub abnehmen; Vermindern
afpakken	Abnehmen
afstoffen	Abnehmen; Abwischen; Staub abnehmen
afwissen	Abnehmen; Abwischen; Staub abnehmen
dieet houden	Abnehmen; Diät
diëten	Abnehmen; Diät halten
gezichtsrimpel	Abnehmen; Ende; Falte; Gerade; Gesichtsfalte; Kräuselung; Leine; Leitung; Schnur; Zeile
korten	Abnehmen	Abkürzen; Stutzen
krimpen	Abnehmen
lijnen	Abnehmen; Diät; Diät halten	Diät
minderen	Abnehmen
ontnemen	Abnehmen
rimpel	Abnehmen; Ende; Falte; Gerade; Gesichtsfalte; Kräuselung; Leine; Leitung; Schnur; Zeile	Falte; Hautfalte; Runzel
verminderen in kracht	Abfallen; Abnehmen; Schwächer werden; Vermindern
verwijderen	Abnehmen; Amputieren; Entfernen
wegnemen	Abnehmen; Amputieren; Entfernen	Amputation; Amputieren
Verb	Related Translations	Other Translations
achteruitgaan		abarten; abbauen; abnehmen; abschwächen; aus der Art schlagen; ausarten; degenerieren; entarten; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; heruntermachen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verderben; vergehen; verknappen; verleiden; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zerfallen; zurückfahren; zurückgehen; zurücklaufen; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken; zusammengehen
afnemen		abbauen; abhandenmachen; abnehmen; abräumen; abschwächen; abstauben; abwischen; aufholen; beschränken; beseitigen; einschrumpfen; einschränken; entfernen; entnehmen; entstauben; entwenden; fallen; fortbringen; fortnehmen; fortschaffen; geringer werden; herabmindern; herabsetzen; hinterziehen; klauen; kürzen; mindern; nachlassen; rauben; reduzieren; schlechter werden; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; stehlen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; vertreiben; veruntreuen; wegholen; wegnehmen; wegschaffen; wegschnappen; wegtun; weniger werden; zurückgehen; zusammengehen
afpakken		abhandenmachen; einstecken
afstoffen		abstauben; abwischen; entstauben
afwissen		abwischen; fegen
korten		die Ausgaben einschränken; einschränken; kürzen; mindern; reduzieren; schneiden; sich einschränken; sparsamer leben; stutzen; verkürzen; vermindern
krimpen		beschränken; einschrumpfen; einschränken; herabsetzen; kürzen; mindern; reduzieren; schrumpfen; schwinden; vermindern; verringern; zusammenschrumpfen
lijnen		abnehmen; linieren; liniieren
minderen		beschränken; einschrumpfen; einschränken; geringer werden; herabsetzen; kürzen; reduzieren; schlechter werden; schrumpfen; vermindern; verringern; weniger werden
ontnemen		abhandenmachen; abnehmen; entnehmen; entwenden; fortnehmen; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; veruntreuen; wegholen; wegnehmen; wegschnappen
verwijderen		Bereinigung; abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; beseitigen; deinstallieren; einfetten; einschiffen; einschmieren; entfernen; fetten; fortbringen; fortfahren; fortreisen; fortschaffen; losfahren; löschen; schließen; schmieren; trennen; vertreiben; verwerfen; wegfahren; wegreisen; wegschaffen; wegtun; ölen
wegnemen		abhandenmachen; abnehmen; abräumen; aufholen; beseitigen; entfernen; entnehmen; entwenden; fortbringen; fortnehmen; fortschaffen; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; vertreiben; veruntreuen; wegholen; wegnehmen; wegschaffen; wegschnappen; wegtun

Synonyms for "Abnehmen":

Nachlassen; Sinken; Verringerung

External Machine Translations:

Related Translations for Abnehmen

Remove Ads

Translate Abnehmen from German to Dutch

Detailed Translations for Abnehmen from German to Dutch

Abnehmen:

Abnehmen [das ~] nom

Abnehmen (Entfernen; Amputieren)

Abnehmen

Abnehmen

Abnehmen

Abnehmen (Schwächer werden; Abfallen; Vermindern)

Abnehmen (Diät halten)

Abnehmen (Diät)

Abnehmen (Staub abnehmen; Abwischen)

Abnehmen (Gesichtsfalte; Falte; Leitung; Schnur; Kräuselung; Zeile; Gerade; Ende; Leine)

Translation Matrix for Abnehmen:

Synonyms for "Abnehmen":

Related Translations for Abnehmen