Interglot - "Liebkosung" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Liebkosung:
- knuffel; liefkozing; streling; aanhalen; aanhaling; vleien; aai; aaiing; gestreel
Wiktionary:
- Liebkosung → aai, knuffel, streling

German

Detailed Translations for Liebkosung from German to Dutch

die Liebkosung (Knuddel; Streicheleinheit)
de knuffel; de liefkozing
- knuffel [de ~ (m)] nom
- liefkozing [de ~ (v)] nom
die Liebkosung (Streicheleinheit; Umarmung)
de liefkozing; de streling; aanhalen; de aanhaling
- liefkozing [de ~ (v)] nom
- streling [de ~ (v)] nom
- aanhalen [znw.] nom
- aanhaling [de ~ (v)] nom
die Liebkosung (Streicheln; Kitzel; Streicheleinheit; Reiz)
de liefkozing; aanhalen; de streling; vleien; de aai; aaiing; gestreel
- liefkozing [de ~ (v)] nom
- aanhalen [znw.] nom
- streling [de ~ (v)] nom
- vleien [znw.] nom
- aai [de ~ (m)] nom
- aaiing [znw.] nom
- gestreel [znw.] nom

Noun	Related Translations	Other Translations
aai	Kitzel; Liebkosung; Reiz; Streicheleinheit; Streicheln
aaiing	Kitzel; Liebkosung; Reiz; Streicheleinheit; Streicheln
aanhalen	Kitzel; Liebkosung; Reiz; Streicheleinheit; Streicheln; Umarmung
aanhaling	Liebkosung; Streicheleinheit; Umarmung	Ausspruch; Entscheidung; Urteil; Urteilsspruch; Zitat
gestreel	Kitzel; Liebkosung; Reiz; Streicheleinheit; Streicheln
knuffel	Knuddel; Liebkosung; Streicheleinheit
liefkozing	Kitzel; Knuddel; Liebkosung; Reiz; Streicheleinheit; Streicheln; Umarmung	Gekuschel; Geschmusel; Gestreichel; Innigkeit; Sanftheit; Sanftmut; Zärtlichkeit
streling	Kitzel; Liebkosung; Reiz; Streicheleinheit; Streicheln; Umarmung
vleien	Kitzel; Liebkosung; Reiz; Streicheleinheit; Streicheln
Verb	Related Translations	Other Translations
aanhalen		herbefehlen; verschärfen; zitieren
vleien		Honig um den Bart schmieren; flattieren; schmeicheln; schwänzeln

Liebkosung

noun

streling, liefkozing
- aai → Streicheln; Liebkosung
één van de meest voorkomende menselijke gebaren, naast het geven van een kus, om affectie te tonen
- knuffel → Liebkosung
een uiting van tederheid
- streling → Streicheln; Liebkosung