Interglot - "Nachkommenschaft" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Nachkommenschaft:
- kinderen; nakomelingen; nageslacht; broed; kroost; gebroed; telgen; afstammeling; nakomeling; telg
Wiktionary:
- Nachkommenschaft → kinderen, afstammelingen, kinders, nageslachten, nakomelingschap, nakomelingen, kroost, zaad, nageslacht

German

Detailed Translations for Nachkommenschaft from German to Dutch

die Nachkommenschaft (Nachwelt; Nachkommen)
de kinderen; de nakomelingen; het nageslacht; het broed; het kroost; het gebroed; de telgen
- kinderen [de ~] nom, pluriel
- nakomelingen [de ~] nom, pluriel
- nageslacht [het ~] nom
- broed [het ~] nom
- kroost [het ~] nom
- gebroed [het ~] nom
- telgen [de ~] nom, pluriel
die Nachkommenschaft (Sproß; Abkomme; Sprößling; Nachkommen; Abkömmling; Kinder; Erbe; Zweig; Geschlecht)
de afstammeling; de nakomeling; de telg
- afstammeling [de ~ (m)] nom
- nakomeling [de ~ (m)] nom
- telg [de ~] nom

Noun	Related Translations	Other Translations
afstammeling	Abkomme; Abkömmling; Erbe; Geschlecht; Kinder; Nachkommen; Nachkommenschaft; Sproß; Sprößling; Zweig
broed	Nachkommen; Nachkommenschaft; Nachwelt	Brut; Gezücht; Sprößlinge
gebroed	Nachkommen; Nachkommenschaft; Nachwelt	Ausschuß; Brut; Gelichter; Gesindel; Gezücht; Jungen; Kanaille; Lumpengesindel; Mob; Pack; Plebs; Pöbel; Schund; Sippschaft; Sprößlinge; Zeug; Zucht; junge Tieren
kinderen	Nachkommen; Nachkommenschaft; Nachwelt
kroost	Nachkommen; Nachkommenschaft; Nachwelt
nageslacht	Nachkommen; Nachkommenschaft; Nachwelt
nakomeling	Abkomme; Abkömmling; Erbe; Geschlecht; Kinder; Nachkommen; Nachkommenschaft; Sproß; Sprößling; Zweig
nakomelingen	Nachkommen; Nachkommenschaft; Nachwelt	Nachkommen
telg	Abkomme; Abkömmling; Erbe; Geschlecht; Kinder; Nachkommen; Nachkommenschaft; Sproß; Sprößling; Zweig
telgen	Nachkommen; Nachkommenschaft; Nachwelt	Nachkommen

Cross Translation:

From	To	Via
• Nachkommenschaft	→ kinderen; afstammelingen; kinders; nageslachten; nakomelingschap; nakomelingen	↔ offspring — plural or collective offspring (only males, only females, both sexes or sex unspecified)
• Nachkommenschaft	→ nakomelingschap; kroost; zaad; nageslacht	↔ descendance — progéniture, ensemble des individus issus d’une reproduction sexuée ou asexuée.

External Machine Translations:

Remove Ads