Interglot - "Sache" translated from German to Dutch

Remove Ads

Summary

German to Dutch: more detail...

Sache:
- geval; kwestie; zaak; aangelegenheid; affaire; goed; artikel; voorwerp; item; ding; object; issue; punt; standpunt; zienswijs; perspectief; invalshoek; gezichtspunt; oogpunt; gezichtshoek; liefdesrelatie; verhouding; liaison; relatie
Wiktionary:
- Sache → kwestie
- Sache → doel, confronteren, onderwerp, keuze, aangelegenheid, affaire, ding, zaak, oorzaak, reden, voorwerp, waar, handelswaar, product, middel, werktuig, stuk gereedschap, instrument, inkomen, ontvangst, opbrengst, verdienste

German

Detailed Translations for Sache from German to Dutch

Sache:

Sache [die ~] nom

die Sache (Affäre; Angelegenheit; Frage)
het geval; de kwestie; de zaak; de aangelegenheid; de affaire
- geval [het ~] nom
- kwestie [de ~ (v)] nom
- zaak [de ~] nom
- aangelegenheid [de ~ (v)] nom
- affaire [de ~] nom
die Sache (Gegenstand; Artikel; Ding; Objekt; Ware; Gerät; Gegenstände; Zeug; Sachen)
het goed; het artikel; het voorwerp; het item; het ding; het object; de zaak
- goed [het ~] nom
- artikel [het ~] nom
- voorwerp [het ~] nom
- item [het ~] nom
- ding [het ~] nom
- object [het ~] nom
- zaak [de ~] nom
die Sache (Streitfrage; Frage; Fall; Problem; Angelegenheit)
het issue; de kwestie; de punt
- issue [het ~] nom
- kwestie [de ~ (v)] nom
- punt [de ~ (m)] nom
die Sache (Angelegenheit)
het geval; de kwestie; de zaak
- geval [het ~] nom
- kwestie [de ~ (v)] nom
- zaak [de ~] nom
die Sache (Gesichtspunkt; Blickpunkt; Zeitpunkt; Hinsicht; Fall; Blickwinkel; Betreff; Warte; Streitfrage; Gesichtswinkel; kleinePunkt)
het standpunt; zienswijs; de perspectief; de invalshoek; het gezichtspunt; het oogpunt; de gezichtshoek
- standpunt [het ~] nom
- zienswijs [znw.] nom
- perspectief [de ~] nom
- invalshoek [de ~ (m)] nom
- gezichtspunt [het ~] nom
- oogpunt [het ~] nom
- gezichtshoek [de ~ (m)] nom
die Sache (Beziehung; Affäre; Verbindung; Kopplung; Angelegenheit)
de liefdesrelatie; de verhouding; de liaison; de relatie; de affaire
- liefdesrelatie [de ~ (v)] nom
- verhouding [de ~ (v)] nom
- liaison [de ~] nom
- relatie [de ~ (v)] nom
- affaire [de ~] nom

Translation Matrix for Sache:

Noun	Related Translations	Other Translations
aangelegenheid	Affäre; Angelegenheit; Frage; Sache
affaire	Affäre; Angelegenheit; Beziehung; Frage; Kopplung; Sache; Verbindung	Abenteuer; Affäre; Verbindung; Verhältnis
artikel	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug	Artikel; Artikel eines Gesetzes; Bedingung; Klausel; Publikation; Veröffentlichung
ding	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug
geval	Affäre; Angelegenheit; Frage; Sache	Fall; Fälle; Geschichte; Objekt; Problemfall; Scherereien; Vorfall; Vorgang; Zwischenfall
gezichtshoek	Betreff; Blickpunkt; Blickwinkel; Fall; Gesichtspunkt; Gesichtswinkel; Hinsicht; Sache; Streitfrage; Warte; Zeitpunkt; kleinePunkt
gezichtspunt	Betreff; Blickpunkt; Blickwinkel; Fall; Gesichtspunkt; Gesichtswinkel; Hinsicht; Sache; Streitfrage; Warte; Zeitpunkt; kleinePunkt	Anschauung; Ansicht; Ansichtsweise; Denkweise
goed	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug	Kleider; Kleidung; Stoff; Wäsche; Zeug
invalshoek	Betreff; Blickpunkt; Blickwinkel; Fall; Gesichtspunkt; Gesichtswinkel; Hinsicht; Sache; Streitfrage; Warte; Zeitpunkt; kleinePunkt	Annaeherungsart
issue	Angelegenheit; Fall; Frage; Problem; Sache; Streitfrage
item	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug	Artikel; Element; Outlook-Element
kwestie	Affäre; Angelegenheit; Fall; Frage; Problem; Sache; Streitfrage	Aufgabe; Auseinandersetzung; Differenz; Fall; Konflikt; Meinungsverschiedenheit; Problem; Streit; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Vorfall; Vorgang; Wortwechsel; Zwietracht; Zwischenfall
liaison	Affäre; Angelegenheit; Beziehung; Kopplung; Sache; Verbindung	Abenteuer; Affäre; Anschluß; Beziehung; Bindung; Date; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Liaison; Liebesabenteuer; Liebesaffäre; Liebesbeziehung; Liebesgeschichte; Liebesverhältnis; Liebschaft; Romanze; Verband; Verbindung; Verhältnis; Zusammenhang
liefdesrelatie	Affäre; Angelegenheit; Beziehung; Kopplung; Sache; Verbindung	Beziehung; Liaison; Liebesabenteuer; Liebesaffäre; Liebesbeziehung; Liebesgeschichte; Liebschaft; Romanze
object	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug	Objekt
oogpunt	Betreff; Blickpunkt; Blickwinkel; Fall; Gesichtspunkt; Gesichtswinkel; Hinsicht; Sache; Streitfrage; Warte; Zeitpunkt; kleinePunkt
perspectief	Betreff; Blickpunkt; Blickwinkel; Fall; Gesichtspunkt; Gesichtswinkel; Hinsicht; Sache; Streitfrage; Warte; Zeitpunkt; kleinePunkt	Ausblick; Aussicht; Aussichtspunkt; Gesichtspunkt; Möglichkeit; Vorderaussicht
punt	Angelegenheit; Fall; Frage; Problem; Sache; Streitfrage	Beurteilung; Note; Punkt; Spitze
relatie	Affäre; Angelegenheit; Beziehung; Kopplung; Sache; Verbindung	Abenteuer; Affäre; Anschluß; Beziehung; Binde; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Konnex; Konnexion; Kontext; Liaison; Liebesabenteuer; Liebesaffäre; Liebesbeziehung; Liebesgeschichte; Liebschaft; Romanze; Schicksalsverbundenheit; Stammverwandtschaft; Verband; Verbindung; Verbundenheit; Verhältnis; Vertrag; Zusammenhang
standpunt	Betreff; Blickpunkt; Blickwinkel; Fall; Gesichtspunkt; Gesichtswinkel; Hinsicht; Sache; Streitfrage; Warte; Zeitpunkt; kleinePunkt	Anschauung; Ansicht; Ansichtsweise; Denkweise; Position; Stellungnahme
verhouding	Affäre; Angelegenheit; Beziehung; Kopplung; Sache; Verbindung	Abenteuer; Affäre; Beziehung; Liaison; Liebesabenteuer; Liebesaffäre; Liebesbeziehung; Liebesgeschichte; Liebschaft; Proportion; Romanze; Verbindung; Verhältnis
voorwerp	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug
zaak	Affäre; Angelegenheit; Artikel; Ding; Frage; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug	Betrieb; Firma; Geschäft; Geschäfte; Geschäftsbetrieb; Handel; Handelsbetrieb; Handelsgeschäft; Handelsunternehmen; Holding; Holdinggesellschaft; Laden; Transaktion; Unternehmen
zienswijs	Betreff; Blickpunkt; Blickwinkel; Fall; Gesichtspunkt; Gesichtswinkel; Hinsicht; Sache; Streitfrage; Warte; Zeitpunkt; kleinePunkt
Adjective	Related Translations	Other Translations
goed		akkurat; einwandfrei; genau; gewissenhaft; gründlich; gut; haargenau; korrekt; minuziös; peinlich genau; richtig; tadellos
Not Specified	Related Translations	Other Translations
punt		Grad

Synonyms for "Sache":

Angelegenheit; Anliegen; Aufgabe; Causa; Fragestellung; Problem; Problematik; Problemstellung; Thema; Umstand
Chose; Fall
Ding; Dingens; Dings; Dingsbums; Etwas; Gegenstand; Gizmo; Objekt; Teil; nicht lebendes Objekt; unbelebtes Objekt

Wiktionary Translations for Sache:

Sache

noun

zaak, geschil, probleem
- kwestie → Angelegenheit; Frage; Sache

Cross Translation:

From	To	Via
• Sache	→ doel	↔ cause — goal, aim, principle
• Sache	→ confronteren	↔ confront — To deal with
• Sache	→ onderwerp	↔ subject — main topic
• Sache	→ keuze; aangelegenheid; affaire; ding; zaak; oorzaak; reden	↔ cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère.
• Sache	→ ding; voorwerp; waar; handelswaar; product; middel; werktuig; stuk gereedschap; instrument; inkomen; ontvangst; opbrengst; verdienste	↔ produit — résultat créatif de l’activité humaine.

Related Translations for Sache

Remove Ads

Translate Sache from German to Dutch

Detailed Translations for Sache from German to Dutch

Sache:

Sache [die ~] nom

die Sache (Affäre; Angelegenheit; Frage)

die Sache (Gegenstand; Artikel; Ding; Objekt; Ware; Gerät; Gegenstände; Zeug; Sachen)

die Sache (Streitfrage; Frage; Fall; Problem; Angelegenheit)

die Sache (Angelegenheit)

die Sache (Gesichtspunkt; Blickpunkt; Zeitpunkt; Hinsicht; Fall; Blickwinkel; Betreff; Warte; Streitfrage; Gesichtswinkel; kleinePunkt)

die Sache (Beziehung; Affäre; Verbindung; Kopplung; Angelegenheit)

Translation Matrix for Sache:

Synonyms for "Sache":

Wiktionary Translations for Sache:

Related Translations for Sache