Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Zuspruch

Translate Zuspruch from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Zuspruch:
- bemoediging; stimulering
- opmontering; vertroosting; bemoediging
Wiktionary:
- Zuspruch → aanmaning, aansporing, vermaning, waarschuwing, vermaan, advies, raadgeving, raad

German

Detailed Translations for Zuspruch from German to Dutch

Zuspruch:

Zuspruch [das ~] nom

Zuspruch (Ermutigung; Ermunterung; Anspornung)
de bemoediging; de stimulering
- bemoediging [de ~ (v)] nom
- stimulering [de ~ (v)] nom

Zuspruch [die ~] nom

die Zuspruch (Ermunterung; Ermutigung)
de opmontering; de vertroosting; de bemoediging
- opmontering [de ~ (v)] nom
- vertroosting [de ~ (v)] nom
- bemoediging [de ~ (v)] nom

Translation Matrix for Zuspruch:

Noun	Related Translations	Other Translations
bemoediging	Anspornung; Ermunterung; Ermutigung; Zuspruch
opmontering	Ermunterung; Ermutigung; Zuspruch
stimulering	Anspornung; Ermunterung; Ermutigung; Zuspruch	Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft
vertroosting	Ermunterung; Ermutigung; Zuspruch	Trost; Tröstung; Vertröstung

Synonyms for "Zuspruch":

Trost; Tröstung; Aktion; Handlung; Operation; Tat
Achtung; Anerkennung; Beachtung; Bestätigung; Bewunderung; Ehrerbietung; Wertschätzung; Affekt; Emotion; Empfindung; Gefühl; Gefühlsbewegung; Gefühlsregung; Gespür; Regung; Sentiment; Stimmungslage
Befürwortung; Bekräftigung; Nachweis; Quittierung; Quittung; Rückmeldung; Versicherung; Zusage; Zusicherung
Affirmation; Bejahung; Zusagung; Zustimmung

Wiktionary Translations for Zuspruch:

Cross Translation:

From	To	Via
• Zuspruch	→ aanmaning; aansporing; vermaning; waarschuwing; vermaan	↔ avertissement — avis qu’on donne à quelqu’un de quelque chose, afin qu’il y prendre garde.
• Zuspruch	→ aanmaning; aansporing; vermaning; waarschuwing; vermaan; advies; raadgeving; raad	↔ conseil — Traductions à trier suivant le sens
• Zuspruch	→ aanmaning; aansporing; vermaning; waarschuwing; vermaan	↔ réprimande — blâme formuler.
• Zuspruch	→ aanmaning; aansporing; vermaning; waarschuwing; vermaan	↔ sommation — action de sommer, de mettre en demeure.