Summary
German to Dutch: more detail...
- aufpassen:
-
Wiktionary:
- aufpassen → opletten, oppassen
- aufpassen → in de gaten houden, aandacht schenken aan, letten op, passen op, toezicht houden, surveilleren, controleren, opletten, zorgen voor, oppassen, besturen, de scepter zwaaien, heersen, regeren, aflezen, checken, nakijken, toezien, acht slaan op
German
Detailed Translations for aufpassen from German to Dutch
aufpassen:
-
aufpassen (achtgeben auf; hüten)
-
aufpassen (Aufmerksamkeit schenken)
-
aufpassen (vorsichtig sein; hüten; sich hüten vor; achtgeben)
-
aufpassen (hüten vor; achtgeben)
-
aufpassen (beschützen; behüten; bewahren; beaufsichtigen; hüten; achtgeben; abschirmen)
beschermen; behouden; in bescherming nemen; behoeden-
in bescherming nemen verbe (neem in bescherming, neemt in bescherming, nam in bescherming, namen in bescherming, in bescherming genomen)
-
aufpassen (bewachen; beaufsichtigen; hüten; achtgeben)
Conjugations for aufpassen:
Präsens
- passe auf
- passt auf
- passt auf
- passen auf
- passt auf
- passen auf
Imperfekt
- passte auf
- passtest auf
- passte auf
- passten auf
- passtet auf
- passten auf
Perfekt
- habe aufgepast
- hast aufgepast
- hat aufgepast
- haben aufgepast
- habt aufgepast
- haben aufgepast
1. Konjunktiv [1]
- passe auf
- passest auf
- passe auf
- passen auf
- passet auf
- passen auf
2. Konjunktiv
- passete auf
- passetest auf
- passete auf
- passeten auf
- passetet auf
- passeten auf
Futur 1
- werde aufpassen
- wirst aufpassen
- wird aufpassen
- werden aufpassen
- werdet aufpassen
- werden aufpassen
1. Konjunktiv [2]
- würde aufpassen
- würdest aufpassen
- würde aufpassen
- würden aufpassen
- würdet aufpassen
- würden aufpassen
Diverses
- pass auf!
- passt auf!
- passen Sie auf!
- aufgepast
- aufpassend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for aufpassen:
Synonyms for "aufpassen":
Wiktionary Translations for aufpassen:
aufpassen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aufpassen | → in de gaten houden | ↔ keep an eye on — to watch and pay attention to |
• aufpassen | → aandacht schenken aan; letten op | ↔ mind — to pay attention to |
• aufpassen | → passen op | ↔ mind — to look after |
• aufpassen | → toezicht houden; surveilleren; controleren | ↔ monitor — watch over, guard |
• aufpassen | → opletten | ↔ pay attention — to be attentive |
• aufpassen | → zorgen voor; opletten | ↔ watch — to attend or guard |
• aufpassen | → oppassen | ↔ watch out — to use caution |
• aufpassen | → toezicht houden; besturen; de scepter zwaaien; heersen; regeren; aflezen; checken; controleren; nakijken; surveilleren; toezien; acht slaan op; letten op; opletten; oppassen; passen op | ↔ surveiller — observer avec attention ; examiner ; contrôler. |