Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. ausbezahlen:


German

Detailed Translations for ausbezahlen from German to Dutch

ausbezahlen:

ausbezahlen verbe

  1. ausbezahlen
    uitbetalen
    • uitbetalen verbe (betaal uit, betaalt uit, betaalde uit, betaalden uit, uitbetaald)

Translation Matrix for ausbezahlen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
uitbetalen ausbezahlen