Interglot - "flattieren" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

flattieren:
- vleien; kruipen; flikflooien; flatteren; vlemen; stroop om de mond smeren; afkleden

German

Detailed Translations for flattieren from German to Dutch

flattieren (Honig um den Bart schmieren; schmeicheln; schwänzeln)
vleien; kruipen; flikflooien; flatteren; vlemen; stroop om de mond smeren
- vleien verbe (vlei, vleit, vleide, vleiden, gevleid)
- kruipen verbe (kruip, kruipt, kroop, kropen, gekropen)
- flikflooien verbe (flikflooi, flikflooit, flikflooide, flikflooiden, geflikflooid)
- flatteren verbe (flatteer, flatteert, flatteerde, flatteerden, geflatteerd)
- vlemen verbe
- stroop om de mond smeren verbe (smeer stroop om de mond, smeert stroop om de mond, smeerde stroop om de mond, smeerden stroop om de mond, stroop om de mond gesmeerd)
flattieren
afkleden
- afkleden verbe (kleed af, kleedt af, kleedde af, kleedden af, afgekleed)

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Noun	Related Translations	Other Translations
vleien		Kitzel; Liebkosung; Reiz; Streicheleinheit; Streicheln
Verb	Related Translations	Other Translations
afkleden	flattieren
flatteren	Honig um den Bart schmieren; flattieren; schmeicheln; schwänzeln	gut aussehen; gut stehen
flikflooien	Honig um den Bart schmieren; flattieren; schmeicheln; schwänzeln	Honig um den Bart schmieren; lobhudeln; schmeicheln; schwänzeln
kruipen	Honig um den Bart schmieren; flattieren; schmeicheln; schwänzeln	ergeben sein; krabbeln; kribbeln; kriechen; quirlen; schleichen; schlummern; schlüpfen; sich anschleichen; untertänig sein; unterwürfig sein; wimmeln
stroop om de mond smeren	Honig um den Bart schmieren; flattieren; schmeicheln; schwänzeln
vleien	Honig um den Bart schmieren; flattieren; schmeicheln; schwänzeln
vlemen	Honig um den Bart schmieren; flattieren; schmeicheln; schwänzeln