Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate platzen

Translate platzen from German to Dutch

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. platzen:
  2. Wiktionary:

German

Detailed Translations for platzen from German to Dutch

platzen:

platzen verbe (platze, platzst, platzt, platzte, platztet, geplatzt)

  1. platzen (explodieren)
    ontploffen; exploderen; springen; uit elkaar springen; uit elkaar spatten; klappen
    • ontploffen verbe (ontplof, ontploft, ontplofte, ontploften, ontploft)
    • exploderen verbe (explodeer, explodeert, explodeerde, explodeerden, geëxplodeerd)
    • springen verbe (spring, springt, sprong, sprongen, gesprongen)
    • uit elkaar springen verbe (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
    • uit elkaar spatten verbe (spat uit elkaar, spatte uit elkaar, spatten uit elkaar, uit elkaar gespat)
    • klappen verbe (klap, klapt, klapte, klapten, geklapt)
  2. platzen (zerspringen; bersten)
    barsten; kunnen stikken
  3. platzen (zerspringen; bersten; explodieren)
    aan stukken springen
    • aan stukken springen verbe (spring aan stukken, springt aan stukken, sprong aan stukken, aan stukken gesprongen)
  4. platzen (hinfallen; zusammenbrechen; waten; )
    ploffen; neerploffen
    • ploffen verbe (plof, ploft, plofte, ploften, geploft)
    • neerploffen verbe (plof neer, ploft neer, plofte neer, ploften neer, neergeploft)
  5. platzen (aufspringen; bersten)
    barsten; openspringen; losspringen
    • barsten verbe (barst, barstte, barstten, gebarsten)
    • openspringen verbe (spring open, springt open, sprong open, sprongen open, open gesprongen)
    • losspringen verbe (spring los, springt los, sprong los, sprongen los, losgesprongen)

Conjugations for platzen:

Präsens
  1. platze
  2. platzst
  3. platzt
  4. platzen
  5. platzt
  6. platzen
Imperfekt
  1. platzte
  2. platztest
  3. platzte
  4. platzten
  5. platztet
  6. platzten
Perfekt
  1. habe geplatzt
  2. hast geplatzt
  3. hat geplatzt
  4. haben geplatzt
  5. habt geplatzt
  6. haben geplatzt
1. Konjunktiv [1]
  1. platze
  2. platzest
  3. platze
  4. platzen
  5. platzet
  6. platzen
2. Konjunktiv
  1. platzte
  2. platztest
  3. platzte
  4. platzten
  5. platztet
  6. platzten
Futur 1
  1. werde platzen
  2. wirst platzen
  3. wird platzen
  4. werden platzen
  5. werdet platzen
  6. werden platzen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde platzen
  2. würdest platzen
  3. würde platzen
  4. würden platzen
  5. würdet platzen
  6. würden platzen
Diverses
  1. platz!
  2. platzt!
  3. platzen Sie!
  5. geplatzt
  6. platzend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for platzen:

NounRelated TranslationsOther Translations
barsten Anreißen; Risse
klappen Applaus; Beifall; Knallen; Schläge
ploffen Explodieren; Plumpsen
springen Absprung; Hinabspringen; Runterspringen; Springen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aan stukken springen bersten; explodieren; platzen; zerspringen
barsten aufspringen; bersten; platzen; zerspringen
exploderen explodieren; platzen auflösen
klappen explodieren; platzen applaudieren; ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern
kunnen stikken bersten; platzen; zerspringen
losspringen aufspringen; bersten; platzen
neerploffen explodieren; hineinfallen; hinfallen; platzen; plumpsen; waten; zusammenbrechen
ontploffen explodieren; platzen bersten; explodieren; springen; zerspringen
openspringen aufspringen; bersten; platzen
ploffen explodieren; hineinfallen; hinfallen; platzen; plumpsen; waten; zusammenbrechen bersten; explodieren; springen; zerspringen
springen explodieren; platzen aufspringen; bersten; einen Sprung machen; explodieren; hinabspringen; hinunterspringen; springen; zerspringen
uit elkaar spatten explodieren; platzen bersten; explodieren; springen; zerspringen
uit elkaar springen explodieren; platzen bersten; explodieren; springen; zerspringen

Synonyms for "platzen":


Wiktionary Translations for platzen:

platzen
verb
  1. (ergatief) door een schei- of natuurkundige reactie bijzonder snel en met een grote kracht uiteenspatten
Cross Translation:
FromToVia
• platzen → barsten ↔ burst — to break from internal pressure
• platzen → ontploffen; exploderen ↔ explode — to explode (intransitive)
• platzen → exploderen; losbarsten; ontploffen; springen; uitbarsten ↔ exploser — faire explosion.







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0525 seconds
Page rendered in 1.0 seconds