Interglot - "zusammenrücken" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

zusammenrücken:
- verplaatsen; opschuiven; verzetten; plaats maken; inschikken

German

Detailed Translations for zusammenrücken from German to Dutch

zusammenrücken (rücken; versetzen; verschieben; umstellen; verlegen; verstellen; sichversetzen; setzen; verrücken; einrücken; aufrücken; zur Seite rücken)
verplaatsen; opschuiven; verzetten; plaats maken
- verplaatsen verbe (verplaats, verplaatst, verplaatste, verplaatsten, verplaatst)
- opschuiven verbe (schuif op, schuift op, schoof op, schoven op, opgeschoven)
- verzetten verbe (verzet, verzette, verzetten, verzet)
- plaats maken verbe (maak plaats, maakt plaats, maakte plaats, maakten plaats, plaats gemaakt)
zusammenrücken
inschikken
- inschikken verbe (schik in, schikt in, schikte in, schikten in, ingeschikt)

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Verb	Related Translations	Other Translations
inschikken	zusammenrücken
opschuiven	aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken	aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen; vor sich her schieben; vorschieben
plaats maken	aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken
verplaatsen	aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken	beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; vertreiben; wegbewegen; wegschaffen; wegtun
verzetten	aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken	abwehren; sich sträuben; sich wehren; sich widersetzen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; wehren