Summary
English to Dutch: more detail...
-
place a call:
-
Wiktionary:
place a call → telefoneren, bellen
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for place a call from English to Dutch
place a call: (*Using Word and Sentence Splitter)
- place: plaatsen; zetten; leggen; neerleggen; neerzetten; deponeren; stationeren; plek; locatie; plaats; gebied; regio; streek; gewest; oord; gouw; landstreek; aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; onderbrengen; huisvesten; herbergen; onderdak geven; onderdak verschaffen; iemand onderdak verlenen; bijzetten; situeren; zich afspelen; wegleggen; hoek; stekkie; navigatieplaats
- A: EVERYONE; A
- a: een; eentje
- Call: Nummer kiezen
- call: noemen; vernoemen; een naam geven; bellen; aanbellen; opbellen; telefoontje plegen; iemand opbellen; roepen; benoemen; bestempelen; betitelen; aanroepen; praaien; luiden; telefoontje; bonzen; belletje; telefonisch bericht; erbij halen; oproeping; convocatie; erbij roepen; bijeenroepen; lokroep; samenroepen; convoceren; loktoon; oproep; afkondigen; verordenen; geluidssignaal; decreteren; ordonneren; geluidssein; verordineren
Wiktionary Translations for place a call:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• place a call | → telefoneren; bellen | ↔ téléphoner — Communiquer par téléphone |