Summary
English to Dutch: more detail...
-
be on first-name terms:
-
Wiktionary:
be on first-name terms → tutoyeren
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for be on first-name terms from English to Dutch
be on first-name terms: (*Using Word and Sentence Splitter)
- be: zijn; zich bevinden; uithangen; bevinden; vormen; modelleren; boetseren; vorm geven
- on: aan; bij; erbij; erop; ten behoeve van; ten; ten tonele
- first: eerste; leidend; aanvoerend; eerst; aanvankelijk
- name: naam; roep; faam; noemen; vernoemen; een naam geven; term; bekendheid; reputatie; merk; merknaam; benoemen; bestempelen; betitelen; dopen; aanduiding; benaming; benoeming; opsommen; opnoemen; predikaat; grammaticaal predikaat
- Terms: Gebruiksrechtovereenkomst
- term: naam; term; periode; termijn; tijdsduur; tijdsbestek; aanduiding; benaming; benoeming; noemen; benoemen; vernoemen; een naam geven; looptijd; voorwaarde; eis; vereiste; conditie; zin; gezegde; uitdrukking; zegswijze; frase; schooltijd
- terms: semesters
Wiktionary Translations for be on first-name terms:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• be on first-name terms | → tutoyeren | ↔ duzen — transitiv, reflexiv: (sich) mit du anreden (lassen) |