Summary
English to Dutch: more detail...
- demonstrate:
-
Wiktionary:
- demonstrate → demonstreren, betogen, tentoonstellen
- demonstrate → tonen, aantonen, adstrueren, bewijzen, staven, uitwijzen, waarmaken, certificeren, getuigen, aanduiden, aangeven, een teken geven, merken, kenmerken, tekenen, laten zien, tentoonspreiden, vertonen, wijzen, aanwijzen, uitduiden, kiezen, uitkiezen, uitlezen, uitpikken, verkiezen, uitzoeken, laten blijken, manifesteren
English
Detailed Translations for demonstrate from English to Dutch
demonstrate:
-
to demonstrate (prove; verify; justify)
-
to demonstrate (show what you mean; expose; illustrate; make your point)
demonstreren; aanschouwelijk maken; veraanschouwelijken-
aanschouwelijk maken verbe (maak aanschouwelijk, maakt aanschouwelijk, maakte aanschouwelijk, maakten aanschouwelijk, aanschouwelijk gemaakt)
-
veraanschouwelijken verbe (veraanschouwelijk, veraanschouwelijkt, veraanschouwelijkte, veraanschouwelijkten, veraanschouwelijkt)
-
to demonstrate (assert; contend)
-
to demonstrate (express; reveal; exhibit; show; display; admit)
Conjugations for demonstrate:
present
- demonstrate
- demonstrate
- demonstrates
- demonstrate
- demonstrate
- demonstrate
simple past
- demonstrated
- demonstrated
- demonstrated
- demonstrated
- demonstrated
- demonstrated
present perfect
- have demonstrated
- have demonstrated
- has demonstrated
- have demonstrated
- have demonstrated
- have demonstrated
past continuous
- was demonstrating
- were demonstrating
- was demonstrating
- were demonstrating
- were demonstrating
- were demonstrating
future
- shall demonstrate
- will demonstrate
- will demonstrate
- shall demonstrate
- will demonstrate
- will demonstrate
continuous present
- am demonstrating
- are demonstrating
- is demonstrating
- are demonstrating
- are demonstrating
- are demonstrating
subjunctive
- be demonstrated
- be demonstrated
- be demonstrated
- be demonstrated
- be demonstrated
- be demonstrated
diverse
- demonstrate!
- let's demonstrate!
- demonstrated
- demonstrating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for demonstrate:
Noun | Related Translations | Other Translations |
staven | barriers; bars | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
aanschouwelijk maken | demonstrate; expose; illustrate; make your point; show what you mean | |
aantonen | demonstrate; justify; prove; verify | |
betogen | assert; contend; demonstrate | |
bewijzen | demonstrate; justify; prove; verify | |
demonstreren | assert; contend; demonstrate; expose; illustrate; make your point; show what you mean | |
openbaren | admit; demonstrate; display; exhibit; express; reveal; show | issue; publish |
staven | demonstrate; justify; prove; verify | assent to; confirm; endorse |
veraanschouwelijken | demonstrate; expose; illustrate; make your point; show what you mean | |
zich uiten | admit; demonstrate; display; exhibit; express; reveal; show | |
- | attest; certify; demo; establish; evidence; exhibit; manifest; march; present; prove; shew; show | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | prove; substantiate |
Related Words for "demonstrate":
Synonyms for "demonstrate":
Antonyms for "demonstrate":
Related Definitions for "demonstrate":
Wiktionary Translations for demonstrate:
demonstrate
Cross Translation:
verb
demonstrate
-
to display the method of using an object
- demonstrate → demonstreren
verb
-
een serie argumenten als een verhaal presenteren, bijvoorbeeld in een rechtszaak
-
een politieke demonstratie houden
-
(overgankelijk) iets voordoen of duidelijk laten zien
-
voor een publiek toonbaar maken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• demonstrate | → tonen | ↔ zeigen — di(transitiv): jemanden etwas sehen lassen |
• demonstrate | → aantonen; adstrueren; bewijzen; staven; uitwijzen; waarmaken; certificeren; getuigen | ↔ démontrer — prouver d’une manière évidente et convaincante. |
• demonstrate | → aanduiden; aangeven; een teken geven; merken; kenmerken; tekenen; laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanwijzen; uitduiden; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken | ↔ désigner — Traduction à trier |
• demonstrate | → laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanduiden; aangeven; aanwijzen; uitduiden | ↔ indiquer — montrer, désigner une personne ou une chose. |
• demonstrate | → laten blijken; manifesteren | ↔ manifester — rendre manifeste. |
• demonstrate | → laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen | ↔ montrer — faire voir ; exposer aux regards. |