Summary


English

Detailed Translations for acumilate from English to Dutch

acumilate:

acumilate verbe

  1. acumilate (intensify; strengthen; amplify; )
    versterken; intensiveren; aanscherpen; toespitsen; verhevigen
    • versterken verbe (versterk, versterkt, versterkte, versterkten, versterkt)
    • intensiveren verbe (intensiveer, intensiveert, intensiveerde, intensiveerden, geïntensiveerd)
    • aanscherpen verbe
    • toespitsen verbe (spits toe, spitst toe, spitste toe, spitsten toe, toegespitst)
    • verhevigen verbe (verhevig, verhevigt, verhevigde, verhevigden, verhevigd)

Translation Matrix for acumilate:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aanscherpen acumilate; amplify; deepen; fortify; intensify; invigorate; strengthen accentuate; sharpen
intensiveren acumilate; amplify; deepen; fortify; intensify; invigorate; strengthen
toespitsen acumilate; amplify; deepen; fortify; intensify; invigorate; strengthen
verhevigen acumilate; amplify; deepen; fortify; intensify; invigorate; strengthen
versterken acumilate; amplify; deepen; fortify; intensify; invigorate; strengthen become stronger; intensify; reinforce; strengthen