Interglot - "amount" translated from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

amount:
- hoeveelheid; kwantiteit; aantal; bedrag; geldsom; kwantum; quantum; totaal bedrag
Wiktionary:
- amount → uitkomen op, komen op, bedragen
- amount → hoeveelheid, bedrag, saldo, tal
- amount → resulteren, uitkomen, volgen, voortkomen, voortspruiten, voortvloeien, belenden, grenzen aan, besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren, uitgaan, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden, bereiken, behalen, inhalen, reiken tot, leiden tot, uitdraaien op, uitlopen op, bedrag, aantal, tal, getal, hoeveelheid, kwantiteit, boel, grootheid, sterkte, som, somma, summa, totaal, totaalbedrag, totaalcijfer

English

Detailed Translations for amount from English to Dutch

the amount (number; quantity; dose; size)
de hoeveelheid; de kwantiteit; het aantal
- hoeveelheid [de ~ (m)] nom
- kwantiteit [de ~ (v)] nom
- aantal [het ~] nom
the amount (sum)
het bedrag
– een hoeveelheid geld ¹
- bedrag [het ~] nom
  - je krijgt 10 eieren voor een bedrag van 2 gulden¹
the amount (sum of money)
de geldsom
- geldsom [de ~] nom
the amount (quantity; number)
het kwantum; quantum
- kwantum [het ~] nom
- quantum [znw.] nom
the amount (total amount; sum total; sum of money)
totaal bedrag
- totaal bedrag [znw.] nom

Noun	Related Translations	Other Translations
aantal	amount; dose; number; quantity; size
bedrag	amount; sum
geldsom	amount; sum of money
hoeveelheid	amount; dose; number; quantity; size	lot; parcel; quantity
kwantiteit	amount; dose; number; quantity; size	degree; extent; intensity
kwantum	amount; number; quantity
quantum	amount; number; quantity
totaal bedrag	amount; sum of money; sum total; total amount
-	amount of money; measure; quantity; sum; sum of money; total
Verb	Related Translations	Other Translations
-	add up; come; number; total
Other	Related Translations	Other Translations
-	come; quantity; quantum

how much there is or how many there are of something that you can quantify²
the relative magnitude of something with reference to a criterion²
- an adequate amount of food for four people²
a quantity obtained by the addition of a group of numbers²
a quantity of money²
- the amount he had in cash was insufficient²
develop into²
- This idea will never amount to anything²
add up in number or quantity²
- The bills amounted to $2,000²
be tantamount or equivalent to²
- Her action amounted to a rebellion²

amount

verb

noun

amount

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• amount	→ resulteren; uitkomen; volgen; voortkomen; voortspruiten; voortvloeien; belenden; grenzen aan; besturen; brengen; leiden; geleiden; voeren; uitgaan; uitlopen; uitstappen; uitstijgen; uittreden; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot; leiden tot; uitdraaien op; uitlopen op	↔ aboutir — toucher par un bout.
• amount	→ bedrag	↔ montant — Total d’un compte, d’une recette, d’une dépense, etc.
• amount	→ aantal; tal; getal	↔ nombre — (mathématiques) concept mathématique représentant une quantité.
• amount	→ hoeveelheid; kwantiteit; boel; grootheid; sterkte	↔ quantité — Tout ce qui peut être mesurer ou nombré, de tout ce qui est susceptible d’accroissement ou de diminution.
• amount	→ resulteren; uitkomen; volgen; voortkomen; voortspruiten; voortvloeien	↔ résulter — S’ensuivre. — note Il s’emploie pour marquer les inductions, les conséquences qu’on tirer d’un discours, d’un raisonnement, d’un examen, d’une recherche, etc.
• amount	→ bedrag; som; somma; summa; totaal; totaalbedrag; totaalcijfer	↔ somme — (mathématiques) résultat de l’addition de plusieurs nombres.