Summary
English to Dutch: more detail...
- broach:
-
Wiktionary:
- broach → kapseizen, aanspreken, ter sprake brengen, aantappen (van een vat), doorboren
- broach → aanbinden, aanvangen, beginnen, stoten op, zich stoten aan, aankaarten, aansnijden, aan land gaan, landen, aanlanden, aanklampen, aanspreken, toespreken, enteren, aanhaken, vasthaken, aan komen lopen, aanpakken, beginnen met, toetreden, aan wal komen, aanbreken, boren, aanboren
English
Detailed Translations for broach from English to Dutch
broach:
-
to broach (raise; bring up)
aankaarten; ter sprake brengen; aansnijden; op tafel leggen-
ter sprake brengen verbe (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
op tafel leggen verbe
-
to broach (broach a subject; raise; put forward; initiate; sting; reap; bring up; put on the table; cut into; throw up; toss up; cut; toss in the air)
ter sprake brengen; aanvoeren; entameren; aansnijden; opwerpen; aankaarten; te berde brengen; op tafel leggen; opperen-
ter sprake brengen verbe (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
entameren verbe
-
te berde brengen verbe (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
op tafel leggen verbe
-
-
to broach (broach a subject; bring up; cut into; put forward; put on the table)
ter sprake brengen; aansnijden; starten; entameren; openen; opwerpen; gesprek aanknopen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen-
ter sprake brengen verbe (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
entameren verbe
-
gesprek aanknopen verbe
-
te berde brengen verbe (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
Conjugations for broach:
present
- broach
- broach
- broaches
- broach
- broach
- broach
simple past
- broached
- broached
- broached
- broached
- broached
- broached
present perfect
- have broached
- have broached
- has broached
- have broached
- have broached
- have broached
past continuous
- was broaching
- were broaching
- was broaching
- were broaching
- were broaching
- were broaching
future
- shall broach
- will broach
- will broach
- shall broach
- will broach
- will broach
continuous present
- am broaching
- are broaching
- is broaching
- are broaching
- are broaching
- are broaching
subjunctive
- be broached
- be broached
- be broached
- be broached
- be broached
- be broached
diverse
- broach!
- let's broach!
- broached
- broaching
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for broach:
Related Words for "broach":
Synonyms for "broach":
Related Definitions for "broach":
Wiktionary Translations for broach:
broach
Cross Translation:
verb
-
cause to turn sideways to oncoming waves
- broach → kapseizen
-
turn sideways to oncoming waves
- broach → kapseizen
-
begin discussion about
- broach → aanspreken; ter sprake brengen
-
make a hole in
- broach → aantappen (van een vat); doorboren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• broach | → aanbinden; aanvangen; beginnen; stoten op; zich stoten aan; aankaarten; aansnijden; aan land gaan; landen; aanlanden; aanklampen; aanspreken; toespreken; enteren; aanhaken; vasthaken; aan komen lopen; aanpakken; beginnen met; toetreden; aan wal komen | ↔ aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre. |
• broach | → aanbreken | ↔ entamer — inciser superficiellement. |
• broach | → boren; aanboren | ↔ forer — Percer. |