Summary
English to Dutch:   more detail...
  1. denominate:


English

Detailed Translations for denominate from English to Dutch

denominate:

denominate verbe

  1. denominate (call; name; term)
    noemen; benoemen; een naam geven; vernoemen
    • noemen verbe (noem, noemt, noemde, noemden, genoemd)
    • benoemen verbe (benoem, benoemt, benoemde, benoemden, benoemd)
    • een naam geven verbe (geef een naam, geeft een naam, gaf een naam, gaven een naam, een naam gegeven)
    • vernoemen verbe (vernoem, vernoemt, vernoemde, vernoemden, vernoemd)

Translation Matrix for denominate:

VerbRelated TranslationsOther Translations
benoemen call; denominate; name; term appoint; call; establish; instal; install; institute; mention; name; nominate; stamp one's foot
een naam geven call; denominate; name; term
noemen call; denominate; name; term list; mention
vernoemen call; denominate; name; term
- designate

Synonyms for "denominate":

  • designate

Related Definitions for "denominate":

  1. assign a name or title to1

External Machine Translations: