Summary
English to Dutch: more detail...
-
drive home:
-
Wiktionary:
drive home → aantrekken -
Synonyms for "drive home":
deliver; give
ram home; press home; stress; emphasize; emphasise; punctuate; accent; accentuate
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for drive home from English to Dutch
drive home: (*Using Word and Sentence Splitter)
- drive: rijden; karren; motor; aandrijving; autorijden; opwekken; stimuleren; aansporen; prikkelen; aandrijven; opkrikken; sturen; reis; zenden; gang; tocht; uitstapje; rit; excursie; toer; tournee; dagreis; aan het stuur zitten; oprit; oprijlaan; inrit; kracht; energie; daadkracht; werklust; momentum; fut; puf; esprit; heien; uitje; trip; tochtje; toertje; dynamiek; voortstuwing; stuwkracht; drift; instinct; aandrift; stimulans; prikkel; impuls; opzwepen; mennen; een paard mennen; sterk prikkelen; aanzetten; berijden; klopjacht; drijfjacht; heenrit; station; rijtoer; rijtochtje; diskettestation; schijfstation
- Home: Startpagina; Start; Thuis; Home
- home: huis; verblijf; stulp; optrekje; woonplaats; woning; residentie; woonhuis; thuis; honk; inrichting; gesticht; gekkenhuis; psychiatrische inrichting; dolhuis; krankzinnigengesticht; krankzinnigeninrichting; verzorgingstehuis; verzorgingshuis
drive home:
Translation Matrix for drive home:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | deliver; press home; ram home |
Synonyms for "drive home":
Related Definitions for "drive home":
Wiktionary Translations for drive home:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• drive home | → aantrekken | ↔ anziehen — den Zug erhöhen, etwas straff machen |