Summary
English to Dutch: more detail...
- espouse:
-
Wiktionary:
- espouse → verdedigen, aannemen, ondersteunen, met, tot man nemen, tot vrouw nemen, trouwen, in het huwelijk treden
- espouse → aannemen, accepteren, ontvangen, als zoon aannemen, kiezen, uitkiezen, uitlezen, uitpikken, verkiezen, uitzoeken, adopteren, zich eigen maken, dragen, schoren, steunen, ondersteunen, ruggesteunen, schragen, stutten, behouden, bergen, bewaren, conserveren, handhaven, onderhouden, overhouden, doorgaan, verder gaan met, vervolgen, voortgaan, voortzetten
English
Detailed Translations for espouse from English to Dutch
espouse:
-
to espouse (marry; get married; be married; wed)
trouwen; in het huwelijk treden; zich in de echt verbinden; huwen-
in het huwelijk treden verbe (treed in het huwelijk, treedt in het huwelijk, trad in het huwelijk, traden in het huwelijk, in het huwelijk getreden)
Conjugations for espouse:
present
- espouse
- espouse
- espouses
- espouse
- espouse
- espouse
simple past
- espoused
- espoused
- espoused
- espoused
- espoused
- espoused
present perfect
- have espoused
- have espoused
- has espoused
- have espoused
- have espoused
- have espoused
past continuous
- was espousing
- were espousing
- was espousing
- were espousing
- were espousing
- were espousing
future
- shall espouse
- will espouse
- will espouse
- shall espouse
- will espouse
- will espouse
continuous present
- am espousing
- are espousing
- is espousing
- are espousing
- are espousing
- are espousing
subjunctive
- be espoused
- be espoused
- be espoused
- be espoused
- be espoused
- be espoused
diverse
- espouse!
- let's espouse!
- espoused
- espousing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for espouse:
Verb | Related Translations | Other Translations |
huwen | be married; espouse; get married; marry; wed | |
in het huwelijk treden | be married; espouse; get married; marry; wed | |
trouwen | be married; espouse; get married; marry; wed | |
zich in de echt verbinden | be married; espouse; get married; marry; wed | |
- | adopt; conjoin; embrace; follow; get hitched with; get married; hook up with; marry; sweep up; wed |
Related Words for "espouse":
Synonyms for "espouse":
Related Definitions for "espouse":
Wiktionary Translations for espouse:
espouse
Cross Translation:
verb
-
accept, support, take as one’s own
- espouse → verdedigen; aannemen; ondersteunen
-
become married to
- espouse → met; tot man nemen; tot vrouw nemen; trouwen; in het huwelijk treden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• espouse | → aannemen; accepteren; ontvangen; als zoon aannemen; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken; adopteren; zich eigen maken | ↔ adopter — choisir quelqu’un pour fils ou pour fille et lui en donner les droits civils en remplir certaines conditions prescrire par la loi. |
• espouse | → dragen; schoren; steunen; ondersteunen; ruggesteunen; schragen; stutten | ↔ appuyer — placer contre quelque chose. |
• espouse | → dragen; schoren; steunen; ondersteunen; ruggesteunen; schragen; behouden; bergen; bewaren; conserveren; handhaven; onderhouden; overhouden; doorgaan; verder gaan met; vervolgen; voortgaan; voortzetten | ↔ maintenir — tenir ferme et fixe. |