Interglot - "favor" translated from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

favor:
- bevoorrechten; voorrechten toekennen; voortrekken; iemand begunstigen; voorschuiven; bevoordelen; begunstigen
- begunstiging; bevoorrechting; gunst; dienst
Wiktionary:
- favor → dienst, gunst
- favor → gunst, accelereren, bespoedigen, verhaasten, versnellen

English

Detailed Translations for favor from English to Dutch

favor (privilege; favour; give preference)
bevoorrechten; voorrechten toekennen
- bevoorrechten verbe (bevoorrecht, bevoorrechtte, bevoorrechtten, bevoorrecht)
- voorrechten toekennen verbe
favor (favour; slide in front)
voortrekken; iemand begunstigen; voorschuiven
- voortrekken verbe (trek voor, trekt voor, trok voor, trokken voor, voorgetrokken)
- iemand begunstigen verbe
- voorschuiven verbe
favor (favour; give preference)
voortrekken; bevoordelen; begunstigen; voorschuiven
- voortrekken verbe (trek voor, trekt voor, trok voor, trokken voor, voorgetrokken)
- bevoordelen verbe (bevoordeel, bevoordeelt, bevoordeelde, bevoordeelden, bevoordeeld)
- begunstigen verbe (begunstig, begunstigt, begunstigde, begunstigden, begunstigd)
- voorschuiven verbe

Noun	Related Translations	Other Translations
begunstiging	favor; favour
bevoorrechting	advantage; favor; favour; favouring; preference; privilege
dienst	boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support	Mass; complaisance; compliance; courtesy; institution; kindness; mass; military service; modesty; national service; service; subservience; worship
gunst	boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support
-	favour; party favor; party favour
Verb	Related Translations	Other Translations
begunstigen	favor; favour; give preference
bevoordelen	favor; favour; give preference
bevoorrechten	favor; favour; give preference; privilege
iemand begunstigen	favor; favour; slide in front
voorrechten toekennen	favor; favour; give preference; privilege
voorschuiven	favor; favour; give preference; slide in front	advance; move up; push forward; slide in front
voortrekken	favor; favour; give preference; slide in front
-	favour; prefer; privilege
Other	Related Translations	Other Translations
-	gladden; good will; mark of favour; token of favour

an act of gracious kindness¹
souvenir consisting of a small gift given to a guest at a party¹
an advantage to the benefit of someone or something¹
- the outcome was in his favor¹
an inclination to approve¹
- that style is in favor this season¹
a feeling of favorable regard¹
consider as the favorite¹
- The local team was favored¹
promote over another¹
- he favors his second daughter¹
bestow a privilege upon¹
treat gently or carefully¹

favor

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• favor	→ gunst	↔ Gunst — die Bevorzugung, das Wohlwollen, die Gewogenheit
• favor	→ accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen	↔ favoriser — traiter avec les signes d’une préférence ou d'une bienveillance marquer.