Summary
English to Dutch: more detail...
- leaving:
-
leave:
- vakantie; verlof; snipperdag; verloftijd; verlofjaar; vertrekken; heengaan
- vertrekken; verlaten; heengaan; gaan; weggaan; opstappen; opbreken; in de steek laten; afreizen; wegtrekken; verdwijnen; wegreizen; verwijderen; smeren; overlaten; zich verwijderen; afvaren; afsteken; wegvaren; bestellen; brengen; afgeven; bezorgen; afleveren; thuisbezorgen; overhandigen; uitgaan
-
Wiktionary:
- leaving → overlijden
- leave → verlof, toestemming
- leave → overblijven, over zijn, laten, vertrekken, weggaan, beëindigen, verlaten, overdragen, overlaten, achterlaten, deponeren, nalaten, afgeven, uitgaan, uitlopen, verwijderen
- leave → vakantie, verlof, reis, gaan, achterlaten, verlaten, afstand doen van, opgeven, uitvallen, in de steek laten, laten varen, toegeven, afstaan, wijken, resulteren, uitkomen, volgen, voortkomen, voortspruiten, voortvloeien, belenden, grenzen aan, besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren, uitgaan, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden, bereiken, behalen, inhalen, reiken tot, leiden tot, uitdraaien op, uitlopen op, bevoegdheid, machtiging, mandaat, volmacht, permissie, toestemming, vergunning, afmonstering, congé, ontslag, vrije tijd, klimmen, naar boven gaan, rijzen, stijgen, bestijgen, afdalen, naar beneden gaan, zinken, telegraferen, verzenden, afgeven, deponeren, in bewaring geven, inleggen, laten, laten begaan, laten schieten, loslaten, toelaten, licentie, doctoraal, nalaten, afrijden, uitvaren, vertrekken, wegrijden, starten, afgaan, weggaan, zich verwijderen, afvuren, losbranden, opstappen, op weg gaan, tijgen, aan de gang brengen
English
Detailed Translations for leaving from English to Dutch
leaving:
-
the leaving (departure; departing; taking off; going away; starting; sailing)
-
the leaving
-
the leaving
-
the leaving (dropping the subject; abandoning)
-
the leaving (resignation; retire)
de uittreding -
the leaving (putting to sea; departure; sailing; departing; starting; taking off; going away)
Translation Matrix for leaving:
Related Words for "leaving":
Synonyms for "leaving":
Related Definitions for "leaving":
Wiktionary Translations for leaving:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• leaving | → overlijden | ↔ départ — Disparition, sortie |
leave:
-
the leave (study leave; vacation; furlough; day off; floating day; sabbatical)
– the period of time during which you are absent from work or duty 1 -
the leave (depart)
-
to leave (depart from; abandon; secede from; withdraw; retire)
– go away from a place 1 -
to leave (go; depart; go away; break up)
-
to leave (abandon; desert)
in de steek laten; verlaten-
in de steek laten verbe (laat in de steek, liet in de steek, lieten in de steek, in de steek gelaten)
-
-
to leave (depart; grease; leave for; take off; smear; sail; set out; rub in; travel; start)
-
to leave (depart; take off; go away)
-
to leave
-
to leave
-
to leave (sail away; depart; take off)
-
to leave (deliver to the door; deliver; bring; hand over)
-
to leave (exit; go out; get out)
– move out of or depart from 1
Conjugations for leave:
present
- leave
- leave
- leaves
- leave
- leave
- leave
simple past
- left
- left
- left
- left
- left
- left
present perfect
- have left
- have left
- has left
- have left
- have left
- have left
past continuous
- was leaving
- were leaving
- was leaving
- were leaving
- were leaving
- were leaving
future
- shall leave
- will leave
- will leave
- shall leave
- will leave
- will leave
continuous present
- am leaving
- are leaving
- is leaving
- are leaving
- are leaving
- are leaving
subjunctive
- be left
- be left
- be left
- be left
- be left
- be left
diverse
- leave!
- let's leave!
- left
- leaving
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for leave:
Related Words for "leave":
Synonyms for "leave":
Antonyms for "leave":
Related Definitions for "leave":
Wiktionary Translations for leave:
leave
Cross Translation:
noun
leave
-
absence from work
- leave → verlof
-
permission
- leave → verlof; toestemming
-
-
- leave → overblijven; over zijn; laten
-
To depart (intransitive)
- leave → vertrekken; weggaan
-
To end one's membership in
- leave → beëindigen; verlaten
-
To transfer responsibility or attention
- leave → overdragen; overlaten
-
To depart from, end one's connection or affiliation with
- leave → verlaten; achterlaten
-
To give (something) to someone; to deliver (something) to a repository; to deposit
- leave → deponeren
-
To transfer possession after death
-
To cause to remain as available, not take away, refrain from depleting
- leave → achterlaten; laten
verb
-
achterlaten op de plek van bestemming
-
niet doen
-
niets veranderen
-
vertrekken
-
naar buiten gaan
-
een ruimte verlaten
-
weggaan
-
zich verwijderen
-
zich ergens vandaan begeven
-
uit een relatie stappen
Cross Translation: