Home ->Dictionaries ->English/Dutch ->Translate listen

Translate listen from English to Dutch

Summary
English to Dutch:   more detail...
  1. listen:
  2. list:
  3. Wiktionary:

English

Detailed Translations for listen from English to Dutch

listen:

to listen verbe (listens, listened, listening)

  1. to listen (listen to; hear out)
    luisteren; aanhoren; toehoren
    • luisteren verbe (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
    • aanhoren verbe (hoor aan, hoort aan, hoorde aan, hoorden aan, aangehoord)
    • toehoren verbe (hoor toe, hoort toe, hoorde toe, hoorden toe, toegehoord)
  2. to listen (hear)
    luisteren; beluisteren
    • luisteren verbe (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
    • beluisteren verbe (beluister, beluistert, beluisterde, beluisterden, beluisterd)
  3. to listen (obey; comply; heed)
    gehoorzamen; luisteren
    • gehoorzamen verbe (gehoorzaam, gehoorzaamt, gehoorzaamde, gehoorzaamden, gehoorzaamd)
    • luisteren verbe (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
  4. to listen (listen carefully; attend)
    opletten; aandachtig luisteren; toeluisteren

Conjugations for listen:

present
  1. listen
  2. listen
  3. listens
  4. listen
  5. listen
  6. listen
simple past
  1. listened
  2. listened
  3. listened
  4. listened
  5. listened
  6. listened
present perfect
  1. have listened
  2. have listened
  3. has listened
  4. have listened
  5. have listened
  6. have listened
past continuous
  1. was listening
  2. were listening
  3. was listening
  4. were listening
  5. were listening
  6. were listening
future
  1. shall listen
  2. will listen
  3. will listen
  4. shall listen
  5. will listen
  6. will listen
continuous present
  1. am listening
  2. are listening
  3. is listening
  4. are listening
  5. are listening
  6. are listening
subjunctive
  1. be listened
  2. be listened
  3. be listened
  4. be listened
  5. be listened
  6. be listened
diverse
  1. listen!
  2. let's listen!
  5. listened
  6. listening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

listen

  1. listen (now listen)
    luister eens; hoor eens

Translation Matrix for listen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanhoren hearing; listening; listening to
luisteren hearing; listening; turbulence speed
VerbRelated TranslationsOther Translations
aandachtig luisteren attend; listen; listen carefully
aanhoren hear out; listen; listen to
beluisteren hear; listen
gehoorzamen comply; heed; listen; obey obey
luisteren comply; hear; hear out; heed; listen; listen to; obey
opletten attend; listen; listen carefully be alert; be careful of; guard; keep an eye on; listen carefully; look out; mind; observe; pay attention; pay attention to; spectate; take care; watch; watch out
toehoren hear out; listen; listen to
toeluisteren attend; listen; listen carefully
- hear; heed; mind; take heed
OtherRelated TranslationsOther Translations
hoor eens listen; now listen
luister eens listen; now listen

Related Words for "listen":


Synonyms for "listen":


Related Definitions for "listen":

  1. hear with intention1
  2. listen and pay attention1
  3. pay close attention to; give heed to1
  4. To wait for incoming traffic, calls or connection requests on a port.2

Wiktionary Translations for listen:

listen
verb
  1. to hear (something)
  2. to accept advice or obey instruction
  3. to expect or wait for a sound
  4. to pay attention to a sound
listen
verb
  1. gericht waarnemen met het oor
  2. een bevel opvolgen
Cross Translation:
FromToVia
• listen → afluisteren ↔ horchen — heimlich bei etwas zuhören
• listen → aanhoren; luisteren; beluisteren; toehoren; toeluisteren ↔ écouter — Faire attention, prêter l’oreille pour entendre.

listen form of list:

to list verbe (lists, listed, listing)

  1. to list (mention)
    vermelden; noemen; erbij zeggen
    • vermelden verbe (vermeld, vermeldt, vermeldde, vermeldden, vermeld)
    • noemen verbe (noem, noemt, noemde, noemden, genoemd)
    • erbij zeggen verbe
  2. to list (enumerate; mention; name)
    opnoemen; opsommen
    • opnoemen verbe (noem op, noemt op, noemde op, noemden op, opgenoemd)
    • opsommen verbe (som op, somt op, somde op, somden op, opgesomd)
  3. to list (note down; register; book; )
    boeken; noteren; vastleggen; registreren; opschrijven; optekenen
    • boeken verbe (boek, boekt, boekte, boekten, geboekt)
    • noteren verbe (noteer, noteert, noteerde, noteerden, genoteerd)
    • vastleggen verbe (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • registreren verbe (registreer, registreert, registreerde, registreerden, geregistreerd)
    • opschrijven verbe (schrijf op, schrijft op, schreef op, schreven op, opgeschreven)
    • optekenen verbe (teken op, tekent op, tekende op, tekenden op, opgetekend)
  4. to list
    – To make or include in a list. 2
    opnemen in een lijst; een lijst maken

Conjugations for list:

present
  1. list
  2. list
  3. lists
  4. list
  5. list
  6. list
simple past
  1. listed
  2. listed
  3. listed
  4. listed
  5. listed
  6. listed
present perfect
  1. have listed
  2. have listed
  3. has listed
  4. have listed
  5. have listed
  6. have listed
past continuous
  1. was listing
  2. were listing
  3. was listing
  4. were listing
  5. were listing
  6. were listing
future
  1. shall list
  2. will list
  3. will list
  4. shall list
  5. will list
  6. will list
continuous present
  1. am listing
  2. are listing
  3. is listing
  4. are listing
  5. are listing
  6. are listing
subjunctive
  1. be listed
  2. be listed
  3. be listed
  4. be listed
  5. be listed
  6. be listed
diverse
  1. list!
  2. let's list!
  5. listed
  6. listing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

list [the ~] nom

  1. the list (report; record)
    lijst van gegevens; de staat; het overzicht; de opgave; het staatje; de opgaaf
    de lijst
    – opsomming of rij van woorden, getallen, namen, enzovoort 3
    • lijst [de ~] nom
      • ik heb hier een lijst met dertig namen3
  2. the list (summary; statement)
    de opsomming; opnoeming; de staat
    de lijst
    – opsomming of rij van woorden, getallen, namen, enzovoort 3
    • lijst [de ~] nom
      • ik heb hier een lijst met dertig namen3
  3. the list (membership register; register; membership roll)
    de lijst
    – opsomming of rij van woorden, getallen, namen, enzovoort 3
    • lijst [de ~] nom
      • ik heb hier een lijst met dertig namen3
    de ledenlijst; het register
  4. the list (table; schedule)
    de tabel
    de lijst
    – opsomming of rij van woorden, getallen, namen, enzovoort 3
    • lijst [de ~] nom
      • ik heb hier een lijst met dertig namen3
    de tafel
    – lijst van uitkomsten van regelmatige vermenigvuldiging 3
    • tafel [de ~] nom
      • de tafel van drie begint met: een maal drie is drie, twee maal drie is ....3
  5. the list (heel)
    de slagzij
  6. the list (army list; navy list)
    legerlijst
  7. the list
    – A collection of links to items (such as files, folders, or even other lists). You can create a list to help you find or organize information on your computer. 2
    de lijst
  8. the list
    – A table of records located in the main area for each entity in the user interface. 2
    de lijst
  9. the list (SharePoint list)
    – A Web site component that stores and displays information that users can add to by using their browsers. 2
    de lijst
  10. the list
    – An administrator-defined customization that enables users to classify objects such as incidents, change requests, activities, or configuration items. For example, a list might be "Location" or "Organization." 2
    de lijst
  11. the list
    – A module someone can add to their Windows Live Space to contain personal interest items such as music, books, and movies. 2
    de lijst

Translation Matrix for list:

NounRelated TranslationsOther Translations
boeken novels
ledenlijst list; membership register; membership roll; register
legerlijst army list; list; navy list
lijst SharePoint list; list; membership register; membership roll; record; register; report; schedule; statement; summary; table cornice; flat list; frame; frame work; framing; molding; moulding; mounting; panel; picture frame; rim
lijst van gegevens list; record; report
opgaaf list; record; report assignment; problem; problematical case; problems; question; statement; summary; task
opgave list; record; report announcement; assignment; message; piece of news; problem; problematical case; problems; question; registration; report; resignation; statement; summary; task; teaching exercise
opnoeming list; statement; summary
opsomming list; statement; summary enumeration
overzicht list; record; report outline; overall picture; overview; statement; survey
register list; membership register; membership roll; register index; register; registry; table of contents
slagzij heel; list
staat list; record; report; statement; summary State; condition; country; empire; kingdom; nation; position; situation; state
staatje list; record; report
tabel list; schedule; table table
tafel list; schedule; table dining table; dinner table; table
- inclination; lean; leaning; listing; tilt
VerbRelated TranslationsOther Translations
boeken book; enter into; inscribe; list; note; note down; record; register; write down post; put in writing; record; register
een lijst maken list
erbij zeggen list; mention
noemen list; mention call; denominate; name; term
noteren book; enter into; inscribe; list; note; note down; record; register; write down declare; put in writing; record; register; take down; write down
opnemen in een lijst list
opnoemen enumerate; list; mention; name
opschrijven book; enter into; inscribe; list; note; note down; record; register; write down declare; register; take down; write down
opsommen enumerate; list; mention; name
optekenen book; enter into; inscribe; list; note; note down; record; register; write down put in writing; record; register; write down
registreren book; enter into; inscribe; list; note; note down; record; register; write down put in writing; record; register; sign up
vastleggen book; enter into; inscribe; list; note; note down; record; register; write down allocate; anchor; chain; fasten; fasten to a rope; fetter; fix; fix deposit; legally bind; make reservations; moor; put aside; put away; put on fixed deposit; reserve; secure; set aside; sign up; tie; tie up
vermelden list; mention
- heel; lean; name; number

Related Words for "list":


Synonyms for "list":


Related Definitions for "list":

  1. the property possessed by a line or surface that departs from the vertical1
    • the ship developed a list to starboard1
  2. a database containing an ordered array of items (names or topics)1
  3. give or make a list of; name individually; give the names of1
  4. enumerate1
  5. tilt to one side1
    • The ship listed to starboard1
  6. cause to lean to the side1
    • Erosion listed the old tree1
  7. include in a list1
    • Am I listed in your register?1
  8. To make or include in a list.2
  9. A collection of links to items (such as files, folders, or even other lists). You can create a list to help you find or organize information on your computer.2
  10. A table of records located in the main area for each entity in the user interface.2
  11. A Web site component that stores and displays information that users can add to by using their browsers.2
  12. An administrator-defined customization that enables users to classify objects such as incidents, change requests, activities, or configuration items. For example, a list might be "Location" or "Organization."2
  13. A module someone can add to their Windows Live Space to contain personal interest items such as music, books, and movies.2

Wiktionary Translations for list:

list
noun
  1. computing: codified representation of a list
  2. register or roll of paper
Cross Translation:
FromToVia
• list → lijst; nominatie; voordracht; tafel; tabel; ceel; cedel; rol ↔ liste — désuet|fr bande, bordure.

Related Translations for listen







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0509 seconds
Page rendered in 1.0 seconds