Interglot - "meal" translated from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

meal:
- maaltijd; eten; diner; maal; meel; bloem; gemalen graan; avondmaaltijd; avondeten; avondmaal; griesmeel
Wiktionary:
- meal → meel, maaltijd, maal
- meal → maaltijd, bloem, meel, eten, voedsel, voer, voeding, kost, voeder, voedingsmiddel, etenswaar, gerecht, spijs, maal

English

Detailed Translations for meal from English to Dutch

the meal (course; dish)
de maaltijd; het maal
– keer per dag dat je voedsel eet ¹
- maaltijd [de ~ (m)] nom
  - hoe laat gebruiken jullie de warme maaltijd?¹
- maal [het ~] nom
  - ze bereidde een heerlijk maal voor ons¹
het eten
– wat je bij de maaltijd tot je neemt ¹
- eten [het ~] nom
  - het eten is koud¹
het diner
- diner [het ~] nom
the meal (flour; wheat; ground wheat; ground grain)
het meel; de bloem; gemalen graan
- meel [het ~] nom
- bloem [de ~] nom
- gemalen graan [znw.] nom
the meal (dinner; supper; evening meal)
het diner; de avondmaaltijd; het avondeten; het avondmaal
- diner [het ~] nom
- avondmaaltijd [de ~ (m)] nom
- avondeten [het ~] nom
- avondmaal [het ~] nom
the meal
het griesmeel
- griesmeel [het ~] nom

Noun	Related Translations	Other Translations
avondeten	dinner; evening meal; meal; supper
avondmaal	dinner; evening meal; meal; supper
avondmaaltijd	dinner; evening meal; meal; supper
bloem	flour; ground grain; ground wheat; meal; wheat	flower
diner	course; dinner; dish; evening meal; meal; supper
eten	course; dish; meal	feeding; food; nourishment; nutrition
gemalen graan	flour; ground grain; ground wheat; meal; wheat
griesmeel	meal	semolina
maal	course; dish; meal	time
maaltijd	course; dish; meal
meel	flour; ground grain; ground wheat; meal; wheat
-	repast
Verb	Related Translations	Other Translations
eten		consume; dine; dispatch; eat; eat heartily; eat hungrily; eat up; grab a bite; have a meal; have dinner; have something to eat; having a good feed; munch; nibble; nybble; work inside
Other	Related Translations	Other Translations
-	food

repast; nutriment; nourishment; nutrition; sustenance; aliment; alimentation; victuals
occasion
foodstuff; food product

coarsely ground foodstuff; especially seeds of various cereal grasses or pulse²
the food served and eaten at one time²
any of the occasions for eating food that occur by custom or habit at more or less fixed times²

meal

noun

meal

noun

de handeling van eten zoals die dagelijks op geregelde tijden plaatsvindt
- maal → meal
een hoeveelheid toebereid voedsel die voldoende is geruime tijd de lichamelijke behoefte te bevredigen
- maaltijd → meal

Cross Translation:

From	To	Via
• meal	→ maaltijd	↔ Mahl — Vorgang, bei dem Essen zu sich genommen wird
• meal	→ maaltijd	↔ Mahlzeit — der Vorgang des Essen-zu-sich-Nehmens morgens, mittags oder abends oder zu anderen Zeiten bei einer Zwischenmahlzeit
• meal	→ bloem; meel	↔ farine — poudre blanche obtenue par la mouture de grains céréaliers et utilisée dans la fabrication du pain et de pâtisseries.
• meal	→ eten; voedsel; voer; voeding; kost; voeder; voedingsmiddel; etenswaar; gerecht; spijs	↔ nourriture — aliment.
• meal	→ eten; maal; maaltijd	↔ repas — Nourriture (sens général)