Summary
English to Dutch:   more detail...
  1. penis:
  2. Wiktionary:


English

Detailed Translations for penis from English to Dutch

penis:

penis [the ~] nom

  1. the penis (willie; dick; cock; )
    de roede; de piemel; de penis; de lul; de pik; het lid

Translation Matrix for penis:

NounRelated TranslationsOther Translations
lid cock; dick; penis; prick; rod; sod; willie cover; dimension member; lid; member; member of the congregation; paragraph; subsection
lul cock; dick; penis; prick; rod; sod; willie asshole; bastard; dickhead; dupe; piece of shit; prick; scoundrel; shit; shithead; victim
penis cock; dick; penis; prick; rod; sod; willie
piemel cock; dick; penis; prick; rod; sod; willie
pik cock; dick; penis; prick; rod; sod; willie
roede cock; dick; penis; prick; rod; sod; willie
- member; phallus

Related Words for "penis":

  • penises, penes

Synonyms for "penis":

  • phallus; member; erectile organ

Related Definitions for "penis":

  1. the male organ of copulation (`member' is a euphemism)1

Wiktionary Translations for penis:

penis
noun
  1. male organ for copulation and urination
penis
noun
  1. het mannelijke geslachtsdeel
  2. geslachtsdeel van de man, penis; heeft de bijklank van kleinheid, vooral gebruikt voor onvolgroeide jongens
  3. informeel|nld geslachtsdeel van de man, penis

Cross Translation:
FromToVia
penis penis PenisAnatomie: männliches Geschlechtsorgan verschiedener Tiere und des Menschen
penis penis; jongeheer; leuter; lul; pik; snikkel; lid; piemel; plasser pénis — anatomie|fr organe mâle de copulation et de miction chez les mammifères, certains oiseaux ou d’autres animaux.

Related Translations for penis