English
Detailed Translations for sales talk from English to Dutch
sales talk: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Sales: Verkoop
- sale: veiling; verkoping; auctie; verkoping per opbod; uitverkoop; opruiming; opruimingsuitverkoop; verkoop; seizoensuitverkoop; seizoenopruiming
- sales: omzet; verkoop; afzet; uitverkoop; opruiming; opruimingsuitverkoop; uitverkopen; opruimingen; opruimingsuitverkopen; verkopingen; seizoensuitverkoop; seizoenopruiming
- Talk: Kies
- talk: spreken; praten; converseren; praat; communiceren; in contact staan; een conversatie hebben; onderhoud; samenspraak; kletsen; klappen; babbelen; kakelen; zwammen; kwebbelen; kwetteren; wauwelen; snateren; gesprek; mondeling onderhoud; uiten; uitdrukken; verwoorden; vertolken; uiting geven aan; uitdrukking geven aan; bezet zijn; in gesprek zijn; kwekken; kouten; gepraat; gebabbel; gekout; klap; roddel; roddels; praatjes; klets; geklets; achterklap; geroddel; geklap; roddelpraat; geklep
sales talk:
Translation Matrix for sales talk:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | pitch; sales pitch |