Summary
English
Detailed Translations for take leave from English to Dutch
take leave: (*Using Word and Sentence Splitter)
- take: nemen; pakken; ophalen; meenemen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen; hanteren; gebruik maken van; bezigen; innemen; medicijn innemen; gebruiken; toepassen; benutten; aanwenden; aangrijpen; stelen; plunderen; ontnemen; pikken; kapen; vervreemden; toeëigenen; verduisteren; jatten; inpikken; roven; ontfutselen; ontvreemden; wegkapen; benemen; verdonkeren; gappen; snaaien; wegpakken; verdonkeremanen; achteroverdrukken; wegpikken; leegstelen; aannemen; accepteren; aanvaarden; cadeau aannemen; aanpakken; ingrijpen; grijpen; zich bedienen; toetasten; toegrijpen; winst; baat; profijt; gewin; naartoe brengen; utiliseren; verstouwen; verstuwen; bezetten
- leave: vakantie; verlof; snipperdag; verloftijd; verlofjaar; vertrekken; verlaten; heengaan; gaan; weggaan; opstappen; opbreken; in de steek laten; verdwijnen; wegtrekken; afreizen; wegreizen; verwijderen; smeren; overlaten; bestellen; brengen; bezorgen; afgeven; overhandigen; afleveren; afsteken; afvaren; thuisbezorgen; wegvaren; zich verwijderen; uitgaan
take leave:
Translation Matrix for take leave:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | depart; quit |
Synonyms for "take leave":
Antonyms for "take leave":
Related Definitions for "take leave":
Wiktionary Translations for take leave:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• take leave | → verlaten | ↔ empfehlen — (reflexiv) geh.|: zum Abschied zunächst einige Worte (förmlich) an jemanden richten um sich anschließend von diesem zu entfernen, fortzugehen |