Interglot - erigir: Spanish and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Remove Ads

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

erigir:
- oprichten; optrekken; overeindzetten; regelen; arrangeren; iets op touw zetten; bouwen; construeren; opwerpen; opgooien; omhooggooien
Wiktionary:
- erigir → oprichten, verheffen, aanleggen, bouwen, construeren, fitten, installeren, maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren

Spanish

Detailed Translations for erigir from Spanish to Dutch

erigir:

erigir verbe

erigir (erguir; establecer; incorporar)
oprichten; optrekken; overeindzetten
- oprichten verbe (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)
- optrekken verbe (trek op, trekt op, trok op, trokken op, opgetrokken)
- overeindzetten verbe (zet overeind, zette overeind, zetten overeind, overeind gezet)
erigir (montar; arreglar; organizar; iniciar; estructurar; poner; establecer; comenzar; construir; fundar; poner en pie; levantar; formar)
regelen; arrangeren; iets op touw zetten
- regelen verbe (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)
- arrangeren verbe (arrangeer, arrangeert, arrangeerde, arrangeerden, gearrangeerd)
- iets op touw zetten verbe
erigir (construir; crear; establecer; edificar; levantar; fundar; erguir)
bouwen; construeren
- bouwen verbe (bouw, bouwt, bouwde, bouwden, gebouwd)
- construeren verbe (construeer, construeert, construeerde, construeerden, geconstrueerd)
erigir (echar al aire; levantar; lanzar; erigirse; lanzar al aire; arrojar en lo alto)
opwerpen; opgooien; omhooggooien
- opwerpen verbe (werp op, werpt op, werpte op, werpten op, opgeworpen)
- opgooien verbe (gooi op, gooit op, gooide op, gooiden op, opgegooid)
- omhooggooien verbe (gooi omhoog, gooit omhoog, gooide omhoog, gooiden omhoog, omhooggegooid)

Conjugations for erigir:

presente

erijo
eriges
erige
erigimos
erigís
erigen

imperfecto

erigía
erigías
erigía
erigíamos
erigíais
erigían

indefinido

erigí
erigiste
erigió
erigimos
erigisteis
erigieron

fut. de ind.

erigiré
erigirás
erigirá
erigiremos
erigiréis
erigirán

condic.

erigiría
erigirías
erigiría
erigiríamos
erigiríais
erigirían

pres. de subj.

que erija
que erijas
que erija
que erijamos
que erijáis
que erijan

imp. de subj.

que erigiera
que erigieras
que erigiera
que erigiéramos
que erigierais
que erigieran

miscelánea

¡erige!
¡erigid!
¡no erijas!
¡no erijáis!
erigido
erigiendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for erigir:

Noun	Related Translations	Other Translations
optrekken		aceleración
opwerpen		lanzar; levantar
regelen		atonar; organizar; poner a tono; regular
Verb	Related Translations	Other Translations
arrangeren	arreglar; comenzar; construir; erigir; establecer; estructurar; formar; fundar; iniciar; levantar; montar; organizar; poner; poner en pie	arreglar; clasificar; dirigir; disponer; instrumentar; ordenar; organizar; orquestar; repartir; seleccionar; sistematizar; sortear
bouwen	construir; crear; edificar; erguir; erigir; establecer; fundar; levantar	construir; montar
construeren	construir; crear; edificar; erguir; erigir; establecer; fundar; levantar
iets op touw zetten	arreglar; comenzar; construir; erigir; establecer; estructurar; formar; fundar; iniciar; levantar; montar; organizar; poner; poner en pie
omhooggooien	arrojar en lo alto; echar al aire; erigir; erigirse; lanzar; lanzar al aire; levantar
opgooien	arrojar en lo alto; echar al aire; erigir; erigirse; lanzar; lanzar al aire; levantar
oprichten	erguir; erigir; establecer; incorporar	constituir; establecer; fundar
optrekken	erguir; erigir; establecer; incorporar	llevarse con; tener trato con; tratar a
opwerpen	arrojar en lo alto; echar al aire; erigir; erigirse; lanzar; lanzar al aire; levantar	abordar; abrir; aumentar; inaugurar; lanzar; plantear; trabar conversación
overeindzetten	erguir; erigir; establecer; incorporar
regelen	arreglar; comenzar; construir; erigir; establecer; estructurar; formar; fundar; iniciar; levantar; montar; organizar; poner; poner en pie	ajustar; arreglar; arreglarse; dirigir; finalizar; poner en orden; regular; sintonizar; solucionar; tener acabado; tener listo; terminar

Synonyms for "erigir":

levantar; construir; edificar; fabricar; asentar; establecer; fundar; instituir

Wiktionary Translations for erigir:

Cross Translation:

From	To	Via
• erigir	→ oprichten; verheffen	↔ rear — to lift, raise etc. physically
• erigir	→ aanleggen; bouwen; construeren; fitten; installeren; maken; aanmaken; bedrijven; doen; uitbrengen; uitrichten; uitvoeren	↔ construire — bâtir, élever, avec de la pierre, du bois, du métal, etc., d’après un plan déterminé.

External Machine Translations: