Spanish

Detailed Translations for plantear from Spanish to Dutch

plantear:

plantear verbe

  1. plantear (proponer; postular; sugerir; lanzar)
    stellen; poneren; naar voren brengen; opperen
    • stellen verbe (stel, stelt, stelde, stelden, gesteld)
    • poneren verbe (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)
    • naar voren brengen verbe (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen verbe (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
  2. plantear (abordar)
    ter sprake brengen; aanvoeren; entameren; aansnijden; opwerpen; aankaarten; te berde brengen; op tafel leggen; opperen
    • ter sprake brengen verbe (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
    • aanvoeren verbe (voer aan, voert aan, voerde aan, voerden aan, aangevoerd)
    • entameren verbe
    • aansnijden verbe (snijd aan, snijdt aan, sneed aan, sneden aan, aangesneden)
    • opwerpen verbe (werp op, werpt op, werpte op, werpten op, opgeworpen)
    • aankaarten verbe (kaart aan, kaartte aan, kaartten aan, aangekaart)
    • te berde brengen verbe (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
    • opperen verbe (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
  3. plantear (poner sobre el tapete)
    aankaarten; ter sprake brengen; aansnijden; op tafel leggen
    • aankaarten verbe (kaart aan, kaartte aan, kaartten aan, aangekaart)
    • ter sprake brengen verbe (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
    • aansnijden verbe (snijd aan, snijdt aan, sneed aan, sneden aan, aangesneden)
  4. plantear (partir de la idea que; suponer; presumir; )
    ervan uitgaan
    • ervan uitgaan verbe (ga ervan uit, gaat ervan uit, ging ervan uit, gingen ervan uit, ervan uitgegaan)
  5. plantear
    opwerpen; omhoogwerpen

Conjugations for plantear:

presente
  1. planteo
  2. planteas
  3. plantea
  4. planteamos
  5. planteáis
  6. plantean
imperfecto
  1. planteaba
  2. planteabas
  3. planteaba
  4. planteábamos
  5. planteabais
  6. planteaban
indefinido
  1. planteé
  2. planteaste
  3. planteó
  4. planteamos
  5. planteasteis
  6. plantearon
fut. de ind.
  1. plantearé
  2. plantearás
  3. planteará
  4. plantearemos
  5. plantearéis
  6. plantearán
condic.
  1. plantearía
  2. plantearías
  3. plantearía
  4. plantearíamos
  5. plantearíais
  6. plantearían
pres. de subj.
  1. que plantee
  2. que plantees
  3. que plantee
  4. que planteemos
  5. que planteéis
  6. que planteen
imp. de subj.
  1. que planteara
  2. que plantearas
  3. que planteara
  4. que planteáramos
  5. que plantearais
  6. que plantearan
miscelánea
  1. ¡plantea!
  2. ¡plantead!
  3. ¡no plantees!
  4. ¡no planteéis!
  5. planteado
  6. planteando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for plantear:

NounRelated TranslationsOther Translations
aansnijden empezar; iniciar
aanvoeren dirección; mando
entameren empezar; iniciar
opwerpen lanzar; levantar
poneren postular; proponer
stellen postular; proponer
VerbRelated TranslationsOther Translations
aankaarten abordar; plantear; poner sobre el tapete abordar; abrir; aumentar; inaugurar; lanzar; trabar conversación
aansnijden abordar; plantear; poner sobre el tapete abordar; abrir; aumentar; inaugurar; lanzar; trabar conversación
aanvoeren abordar; plantear conducir; dar orden de; decretar; dirigir; encabezar; estar en cabeza; gobernar; guiar; ir a la cabeza; ir delante; liderar; llevar; mandar; ordenar; pilotar; preceder; presidir; proponer; ser primero; sugerir
entameren abordar; plantear abordar; abrir; aumentar; inaugurar; lanzar; trabar conversación
ervan uitgaan ajustar; asumir; dar por sentado; partir de; partir de la idea que; plantear; presumir; presuponer; suponer
naar voren brengen lanzar; plantear; postular; proponer; sugerir lanzar; llevar hacia adelante; poner sobre el tapete; proponer; sacar a relucir; sugerir
omhoogwerpen plantear
op tafel leggen abordar; plantear; poner sobre el tapete
opperen abordar; lanzar; plantear; postular; proponer; sugerir lanzar; proponer; sugerir
opwerpen abordar; plantear abordar; abrir; arrojar en lo alto; aumentar; echar al aire; erigir; erigirse; inaugurar; lanzar; lanzar al aire; levantar; trabar conversación
poneren lanzar; plantear; postular; proponer; sugerir proponer; sugerir
stellen lanzar; plantear; postular; proponer; sugerir fingir; pretender; pretextar; simular
te berde brengen abordar; plantear abordar; abrir; aumentar; inaugurar; lanzar; proponer; sugerir; trabar conversación
ter sprake brengen abordar; plantear; poner sobre el tapete abordar; abrir; aumentar; avivar; inaugurar; lanzar; poner sobre el tapete; sacar a relucir; trabar conversación

Synonyms for "plantear":


Wiktionary Translations for plantear:

plantear
verb
  1. tot onderwerp van discussie maken
  2. ter sprake brengen

Cross Translation:
FromToVia
plantear ter tafel brengen; ter sprake brengen moot — to bring up as a subject for debate, to propose