Spanish
Detailed Translations for a pie from Spanish to Dutch
a pie: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: EVERYONE; A
- a: aan; naar; toe; naar toe; om; vanwege; wegens; bij; erbij; erop; ongeveer; omtrent; ertoe; te
- atracarse: invreten; inbijten; opeten; vreten; opvreten; onbeschoft eten; binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
- piar: zagen; knorren; snorren; ronken; tjilpen; kwetteren; emmeren; kwinkeleren
- pie: standaard; norm; commandovlag; statief; voet