Home ->Dictionaries ->Spanish/Dutch ->Search: acaecer

Spanish and Dutch Search Results for: acaecer

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

acaecer:
- gebeuren; plaats vinden; geschieden; plaats hebben
Wiktionary:
- acaecer → gebeuren, voorvallen
- acaecer → gebeuren

Spanish

Detailed Translations for acaecer from Spanish to Dutch

acaecer:

acaecer verbe

acaecer (ocurrir; pasar; tener lugar; acontecer; darse el caso)
gebeuren; plaats vinden; geschieden; plaats hebben
- gebeuren verbe
- plaats vinden verbe
- geschieden verbe (geschiedt, geschiedde, geschied)
- plaats hebben verbe (heb plaats, hebt plaats, had plaats, hadden plaats, plaats gehad)

Translation Matrix for acaecer:

Verb	Related Translations	Other Translations
gebeuren	acaecer; acontecer; darse el caso; ocurrir; pasar; tener lugar	acontecer; efectuarse; ocurrir; pasar; suceder
geschieden	acaecer; acontecer; darse el caso; ocurrir; pasar; tener lugar
plaats hebben	acaecer; acontecer; darse el caso; ocurrir; pasar; tener lugar	acontecer; efectuarse; ocurrir; pasar; suceder
plaats vinden	acaecer; acontecer; darse el caso; ocurrir; pasar; tener lugar

Synonyms for "acaecer":

haber; ocurrir; acontecer; suceder; sobrevenir
pasar; advenir; producirse; tener lugar

Wiktionary Translations for acaecer:

acaecer

verb

plaatshebben, werkelijkheid worden
- gebeuren → pasar; acaecer; acontecer; advenir
(ergatief) bij verrassing of ongeluk gebeuren
- voorvallen → occur; acaecer; pasar; suceder; ocurrir

Cross Translation:

From	To	Via
• acaecer	→ gebeuren	↔ geschehen — (intransitiv) sich ereignen; zutragen