Spanish

Detailed Translations for recordar from Spanish to Dutch

recordar:

recordar verbe

  1. recordar (acordarse de)
    herinneren; doen denken aan
  2. recordar (acordarse de)
    herinneren; onthouden; niet vergeten
    • herinneren verbe (herinner, herinnert, herinnerde, herinnerden, herinnerd)
    • onthouden verbe (onthoud, onthoudt, onthield, onthielden, onthouden)
  3. recordar (conmemorar)
    gedenken; herdenken
    • gedenken verbe (gedenk, gedenkt, gedacht, gedachten, gedacht)
    • herdenken verbe (herdenk, herdenkt, herdacht, herdachten, herdacht)
  4. recordar (acordarse; acordarse de; rememorar; instigar; traer a la memoria)
    herinneren; in herinnering brengen; memoreren
    • herinneren verbe (herinner, herinnert, herinnerde, herinnerden, herinnerd)
    • in herinnering brengen verbe (breng in herinnering, brengt in herinnering, bracht in herinnering, brachten in herinnering, in herinnering gebracht)
    • memoreren verbe (memoreer, memoreert, memoreerde, memoreerden, gememoreerd)
  5. recordar (acordarse de; conmemorar)
    onthouden; memoriseren
  6. recordar (retener; reservarse)
    onthouden; opnemen; opslaan
    • onthouden verbe (onthoud, onthoudt, onthield, onthielden, onthouden)
    • opnemen verbe (neem op, neemt op, nam op, namen op, opgenomen)
    • opslaan verbe (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
  7. recordar (acordarse)
    bedenken; te binnen schieten; te binnen vallen
    • bedenken verbe (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • te binnen schieten verbe (schiet te binnen, schoot te binnen, schoten te binnen, te binnen geschoten)
    • te binnen vallen verbe (val te binnen, valt te binnen, viel te binnen, vielen te binnen, te binnen gevallen)
  8. recordar (acordarse)
    terugdenken
    • terugdenken verbe (denk terug, denkt terug, dacht terug, dachten terug, dacht terug)
  9. recordar (acordarse de; recordarse; conmemorar)
    terughalen; terugroepen
    • terughalen verbe (haal terug, haalt terug, haalde terug, haalden terug, teruggehaald)
    • terugroepen verbe (roep terug, roept terug, riep terug, riepen terug, teruggeroepen)

Conjugations for recordar:

presente
  1. recuerdo
  2. recuerdas
  3. recuerda
  4. recordamos
  5. recordáis
  6. recuerdan
imperfecto
  1. recordaba
  2. recordabas
  3. recordaba
  4. recordábamos
  5. recordabais
  6. recordaban
indefinido
  1. recordé
  2. recordaste
  3. recordó
  4. recordamos
  5. recordasteis
  6. recordaron
fut. de ind.
  1. recordaré
  2. recordarás
  3. recordará
  4. recordaremos
  5. recordaréis
  6. recordarán
condic.
  1. recordaría
  2. recordarías
  3. recordaría
  4. recordaríamos
  5. recordaríais
  6. recordarían
pres. de subj.
  1. que recuerde
  2. que recuerdes
  3. que recuerde
  4. que recordemos
  5. que recordáis
  6. que recuerden
imp. de subj.
  1. que recordara
  2. que recordaras
  3. que recordara
  4. que recordáramos
  5. que recordarais
  6. que recordaran
miscelánea
  1. ¡recuerda!
  2. ¡recordad!
  3. ¡no recuerdes!
  4. ¡no recordéis!
  5. recordado
  6. recordando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for recordar:

NounRelated TranslationsOther Translations
onthouden abstinencia
opnemen absorbencia; absorber; absorbimiento; absorción; el acto de grabar en cinta; grabación
terugroepen llamar de vuelta; retirar
VerbRelated TranslationsOther Translations
bedenken acordarse; recordar agradar; apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; considerar; contemplar; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; inventar un plan; meditar; pensar; planear; reflexionar; reflexionar sobre; tramar; urdir
doen denken aan acordarse de; recordar
gedenken conmemorar; recordar
herdenken conmemorar; recordar
herinneren acordarse; acordarse de; instigar; recordar; rememorar; traer a la memoria
in herinnering brengen acordarse; acordarse de; instigar; recordar; rememorar; traer a la memoria
memoreren acordarse; acordarse de; instigar; recordar; rememorar; traer a la memoria
memoriseren acordarse de; conmemorar; recordar
niet vergeten acordarse de; recordar
onthouden acordarse de; conmemorar; recordar; reservarse; retener abstenerse; rechazar
opnemen recordar; reservarse; retener absorber; acoger; alzar; beberse; beberse haciendo ruido; capturar; ciudar de; coger; empaparse; grabar; grabar un texto en la cinta; incorporar; sorber; sorber haciendo ruido; sorber ruidosamente; tomarse con fruición
opslaan recordar; reservarse; retener almacenar; archivar; depositar; guardar; salvar
te binnen schieten acordarse; recordar
te binnen vallen acordarse; recordar
terugdenken acordarse; recordar
terughalen acordarse de; conmemorar; recordar; recordarse
terugroepen acordarse de; conmemorar; recordar; recordarse anular; derogar; retirar; revocar

Synonyms for "recordar":


Wiktionary Translations for recordar:

recordar
verb
  1. opnieuw in gedachte brengen
  2. in het geheugen bewaren

Cross Translation:
FromToVia
recordar aanmanen einmahnen — an eine Verpflichtung oder Schuld erinnern
recordar herinneren erinnern — (reflexiv) mit Präpositionalobjekt: im Gedächtnis behalten haben
recordar herinneren erinnern — (reflexiv) mit Genitivobjekt: Erinnerung wachrufen
recordar herinneren erinnern — (transitiv) jemanden etwas nicht vergessen lassen
recordar herinneren erinnern — (transitiv) durch Ähnlichkeit ins Gedächtnis rufen
recordar zich herinneren; herinneren; gedenken remember — to recall from one's memory
recordar herinneren remind — Cause one to experience a memory; bring to a person's notice

External Machine Translations:

Related Translations for recordar