Spanish

Detailed Translations for caracterizar from Spanish to Dutch

caracterizar:

caracterizar verbe

  1. caracterizar (describir; distinguir; tipificar)
    karakteriseren; kenmerken; tekenen; typeren; kenschetsen
    • karakteriseren verbe (karakteriseer, karakteriseert, karakteriseerde, karakteriseerden, gekarakteriseerd)
    • kenmerken verbe (kenmerk, kenmerkt, kenmerkte, kenmerkten, gekenmerkt)
    • tekenen verbe (teken, tekent, tekende, tekenden, getekend)
    • typeren verbe (typeer, typeert, typeerde, typeerden, getypeerd)
    • kenschetsen verbe (kenschets, kenschetst, kenschetste, kenschetsten, gekenschetst)
  2. caracterizar (describir)
    karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren
    • karakteriseren verbe (karakteriseer, karakteriseert, karakteriseerde, karakteriseerden, gekarakteriseerd)
    • kenmerken verbe (kenmerk, kenmerkt, kenmerkte, kenmerkten, gekenmerkt)
    • kenschetsen verbe (kenschets, kenschetst, kenschetste, kenschetsten, gekenschetst)
    • typeren verbe (typeer, typeert, typeerde, typeerden, getypeerd)
  3. caracterizar (apagar; decir; expresar; )
    uiten; uitdrukken; verwoorden; uiting geven aan; uitdrukking geven aan; vertolken
    • uiten verbe (uit, uitte, uitten, geuit)
    • uitdrukken verbe (druk uit, drukt uit, drukte uit, drukten uit, uitgedrukt)
    • verwoorden verbe (verwoord, verwoordt, verwoordde, verwoordden, verwoord)
    • uitdrukking geven aan verbe (geef uitdrukking aan, geeft uitdrukking aan, gaf uitdrukking aan, gaven uitdrukking aan, uitdrukking gegeven aan)
    • vertolken verbe (vertolk, vertolkt, vertolkte, vertolkten, vertolkt)
  4. caracterizar (personificar; encarnar; interpretar; )
    verpersonificeren; uitbeelden; verbeelden; vertolken
    • uitbeelden verbe (beeld uit, beeldt uit, beeldde uit, beeldden uit, uitgebeeld)
    • verbeelden verbe (verbeeld, verbeeldt, verbeeldde, verbeeldden, verbeeld)
    • vertolken verbe (vertolk, vertolkt, vertolkte, vertolkten, vertolkt)
  5. caracterizar (contrastar; firmar; trazar; )
    contrasteren; aftekenen
  6. caracterizar (rubricar; firmar; firmar la recepción; visar)
    paraferen
    • paraferen verbe (parafeer, parafeert, parafeerde, parafeerden, geparafeerd)

Conjugations for caracterizar:

presente
  1. caracterizo
  2. caracterizas
  3. caracteriza
  4. caracterizamos
  5. caracterizáis
  6. caracterizan
imperfecto
  1. caracterizaba
  2. caracterizabas
  3. caracterizaba
  4. caracterizábamos
  5. caracterizabais
  6. caracterizaban
indefinido
  1. caractericé
  2. caracterizaste
  3. caracterizó
  4. caracterizamos
  5. caracterizasteis
  6. caracterizaron
fut. de ind.
  1. caracterizaré
  2. caracterizarás
  3. caracterizará
  4. caracterizaremos
  5. caracterizaréis
  6. caracterizarán
condic.
  1. caracterizaría
  2. caracterizarías
  3. caracterizaría
  4. caracterizaríamos
  5. caracterizaríais
  6. caracterizarían
pres. de subj.
  1. que caracterice
  2. que caracterices
  3. que caracterice
  4. que caractericemos
  5. que caractericéis
  6. que caractericen
imp. de subj.
  1. que caracterizara
  2. que caracterizaras
  3. que caracterizara
  4. que caracterizáramos
  5. que caracterizarais
  6. que caracterizaran
miscelánea
  1. ¡caracteriza!
  2. ¡caracterizad!
  3. ¡no caracterices!
  4. ¡no caractericéis!
  5. caracterizado
  6. caracterizando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for caracterizar:

NounRelated TranslationsOther Translations
aftekenen delimitar; marcar; saliente; trazar
paraferen firma de iniciales
VerbRelated TranslationsOther Translations
aftekenen calcar; caracterizar; contrastar; dibujarse; firmar; firmar la recepción; perfilarse; recortarse; rubricar; trazar; visar
contrasteren calcar; caracterizar; contrastar; dibujarse; firmar; firmar la recepción; perfilarse; recortarse; rubricar; trazar; visar
karakteriseren caracterizar; describir; distinguir; tipificar
kenmerken caracterizar; describir; distinguir; tipificar
kenschetsen caracterizar; describir; distinguir; tipificar
paraferen caracterizar; firmar; firmar la recepción; rubricar; visar
tekenen caracterizar; describir; distinguir; tipificar dibujar; firmar; pintar; retratar
typeren caracterizar; describir; distinguir; tipificar
uitbeelden caracterizar; encarnar; expresar; imitar; interpretar; personificar; pintar
uitdrukken apagar; caracterizar; decir; desembrollar; desenmarañar; desentrañar; deshilarse; dictar; escoger; expresar; hablar; parlar; pronunciarse exprimir
uitdrukking geven aan apagar; caracterizar; decir; desembrollar; desenmarañar; desentrañar; deshilarse; dictar; escoger; expresar; hablar; parlar; pronunciarse
uiten apagar; caracterizar; decir; desembrollar; desenmarañar; desentrañar; deshilarse; dictar; escoger; expresar; hablar; parlar; pronunciarse dar voz a; expresar
uiting geven aan apagar; caracterizar; decir; desembrollar; desenmarañar; desentrañar; deshilarse; dictar; escoger; expresar; hablar; parlar; pronunciarse
verbeelden caracterizar; encarnar; expresar; imitar; interpretar; personificar; pintar
verpersonificeren caracterizar; encarnar; expresar; imitar; interpretar; personificar; pintar
vertolken apagar; caracterizar; decir; desembrollar; desenmarañar; desentrañar; deshilarse; dictar; encarnar; escoger; expresar; hablar; imitar; interpretar; parlar; personificar; pintar; pronunciarse expresar; hacerse eco de; interpretar; reflejar; reproducir; traducir
verwoorden apagar; caracterizar; decir; desembrollar; desenmarañar; desentrañar; deshilarse; dictar; escoger; expresar; hablar; parlar; pronunciarse expresar; expresarse; formular; frasear; poner sobre el tapete; redactar; sacar a relucir

Wiktionary Translations for caracterizar:

caracterizar
verb
  1. (overgankelijk) kenmerken
  2. een herkenningspunt ergens van zijn

Cross Translation:
FromToVia
caracterizar typeren charakterisieren‚etwas charakterisiert jemanden:‘ für jemanden typisch, kennzeichnend sein
caracterizar typeren kennzeichnen — charakteristisch für etwas/jemanden sein
caracterizar afschilderen; schilderen; uitbeelden; uitschilderen zeichnen(transitiv); im übertragenen Sinne: schildern; (in literarischen Darbietungen und Texten) Figuren, Charaktere mittels Zeichen, Sprachstil, Gesten, in Haltung und Miene interagierend handeln lassen
caracterizar kenmerken; kenschetsen; kentekenen; markeren; tekenen; merken; stempeln zeichnen — (transitiv) etwas mit einem oder mehreren Zeichen versehen