Home ->Dictionaries ->Spanish/Dutch ->Search: hora

Spanish and Dutch Search Results for: hora

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

hora:
- uur; tijdsbestek van een uur; tijd; les; lesuur; tijdstip
Wiktionary:
- hora → uur
- hora → stonde, uur, tijd, duur, tijdstip

Spanish

Detailed Translations for hora from Spanish to Dutch

hora:

hora [la ~] nom

la hora (hora de clase; hora lectiva; período)
het uur; tijdsbestek van een uur
- uur [het ~] nom
- tijdsbestek van een uur [znw.] nom
la hora (época; tiempo; período)
de tijd
- tijd [de ~ (m)] nom
la hora (hora de clase; lección; clase; cursillo; estudios; curso; aula)
de les; het lesuur
- les [de ~] nom
- lesuur [het ~] nom
la hora (momento; punta; punto)
het tijdstip
- tijdstip [het ~] nom

Translation Matrix for hora:

Noun	Related Translations	Other Translations
les	aula; clase; cursillo; curso; estudios; hora; hora de clase; lección	clase; comando; comisión; educación; enseñanza; instrucción; lección
lesuur	aula; clase; cursillo; curso; estudios; hora; hora de clase; lección
tijd	hora; período; tiempo; época
tijdsbestek van een uur	hora; hora de clase; hora lectiva; período
tijdstip	hora; momento; punta; punto
uur	hora; hora de clase; hora lectiva; período

Related Words for "hora":

horas

Wiktionary Translations for hora:

hora

noun

een eenheid van tijd die bestaat uit 60 minuten
- uur → hora

Cross Translation:

From	To	Via
• hora	→ stonde; uur	↔ hour — time period of sixty minutes
• hora	→ tijd; duur	↔ time — measurement of a quantity of time
• hora	→ tijd	↔ time — measurement under some system of the time of day or moment in time
• hora	→ tijdstip	↔ time — numerical indication of a particular moment in time
• hora	→ uur	↔ Stunde — Zeiteinheit, entspricht dem 24. Teil eines Tages
• hora	→ uur	↔ Uhr — Zusatz zur (offiziellen) Zeitangabe, zur Frage nach dem Zeitpunkt; siehe auch: Verzeichnis:Deutsch/Uhrzeit
• hora	→ uur	↔ heure — Unité de mesure du temps

Related Translations for hora