Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
actividad:
- werkzaamheid; activiteit; bezigheid; bedrijvigheid; arbeid; roerigheid; werk; taak; vak; inspanning; ambacht; werking; werken; prestatie; verrichting; grote daad; voortvarendheid; nijverheid; ijverigheid; werklust; ijver; vlijt; noestigheid; naarstigheid; vlijtigheid; stiel; métier; zakelijke activiteit; Windows Workflow Foundation-activiteit; werkstroomactiviteit
-
Wiktionary:
- actividad → activiteit, bezigheid, werkzaamheid
- actividad → activiteit, actief, werkzaamheid, beweging
Spanish
Detailed Translations for actividad from Spanish to Dutch
actividad:
-
la actividad
-
la actividad
-
la actividad
-
la actividad
de activiteit -
la actividad (trabajo; cargo; empleo; obra)
-
la actividad (acción; funcionamiento; elaboración)
-
la actividad (trabajo realizado; prestación; cumplimiento; realización; hecho heroico; trabajo; acción)
-
la actividad (ganas de trabajar; fuerza; energía; entusiasmo)
-
la actividad (afanoso; asiduidad; obra; ardor; entusiasmo; ímpetu; intensidad)
de nijverheid; ijverigheid; de werklust; de werkzaamheid; de ijver; de vlijt; noestigheid; naarstigheid; vlijtigheid -
la actividad (mercancía; asignatura; artesanía; profesión; caseta; apelación; asunto; trabajo; causa; casilla; asuntos; actividades; aventura; compartimiento)
-
la actividad (actividad profesional)
-
la actividad (actividad de flujo de trabajo; actividad Windows Workflow Foundation)
Translation Matrix for actividad:
Synonyms for "actividad":
Wiktionary Translations for actividad:
actividad
Cross Translation:
noun
-
iets waarmee men actief is
-
iets waarmee men bezig is
-
vlijt, ijver
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• actividad | → activiteit; actief | ↔ activity — The state or quality of being active; nimbleness; agility; vigorous action or operation; energy; active force |
• actividad | → activiteit; werkzaamheid; beweging | ↔ activity — something done as an action or a movement |
• actividad | → activiteit | ↔ activity — something done for pleasure or entertainment |
• actividad | → activiteit | ↔ activité — État de celui, celle ou ce qui est actif |