Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
animar:
- inspireren; bezielen; een inspirerende werking hebben; stimuleren; aanzetten; aansporen; animeren; opzetten; opjutten; iemand opstoken; opknappen; opkalefateren; opvijzelen; oplappen; aanjagen; porren; aanmoedigen; prikkelen; iemand motiveren; opbeuren; bemoedigen; aanleiding geven tot; provoceren; uitlokken; ophitsen; uitdagen; toejuichen; aanvuren; blij maken; opfleuren; vrolijker worden; verkwikken; opmonteren; opvrolijken; activeren; opwekken; oppeppen; tot leven wekken; reanimeren; verlevendigen; opleven; aandrijven; opkrikken; aanzetten tot; instigeren; aanwakkeren; aanblazen; doen opvlammen; fleurig maken; motiveren; opfokken; opruien; poken; opstoken; aanstoken; toemoedigen
- aanmoedigen; stimuleren; aanvuren; toejuichen
- aanzetten; stimuleren; aansporen; prikkel; aanmoedigen
-
Wiktionary:
- animar → aanmoedigen, aansporen, aanwakkeren, animeren, bemoedigen, drijven, opmonteren, opvrolijken, opwekken, stimuleren
- animar → aanmoedigen, bemoedigen, aansporen, bewegen, bezielen, tot leven wekken, motiveren, verlevendigen, animeren, accelereren, bespoedigen, verhaasten, versnellen, stijven
Spanish
Detailed Translations for animar from Spanish to Dutch
animar:
-
animar (inspirar; entusiasmar)
-
animar (estimular; incentivar; excitar; incitar; avivar; motivar; instigar; espolear)
-
animar (incitar; agobiar; apurar)
-
animar (remendar; reforzar; apañar; mejorar; apuntalar; aviar)
-
animar (incitar a; estimular; soportar; provocar; incentivar; suscitar; motivar; apoyar; impulsar a; sostener; empujar; sujetar; promocionar; calzar; incitar; apresurar; engendrar; pegarse; avivar; hurgar; instigar; aguijonear; hacer subir)
-
animar (motivar; encender; incitar; apoyar; estimular; entornar; incentivar; engendrar)
-
animar (alentar; envalentonar)
-
animar (provocar; picar; desafiar; incitar; estimular; jorobar; suscitar; afrontar; pinchar; instigar; chancear; causar; atormentar; importunar; hostigar; encrespar; soliviantar; escarabajear; dar motivo para)
aanleiding geven tot; provoceren; uitlokken; ophitsen; uitdagen-
aanleiding geven tot verbe (geef aanleiding tot, geeft aanleiding tot, gaf aanleiding tot, gaven aanleiding tot, aanleiding gegeven tot)
-
-
animar (envalentonar; estimular; alentar; entusiasmar; avivar)
-
animar (alegrar)
-
animar (alegrar)
-
animar (dar viveza a; avivar; entusiasmar; provocar; excitar)
-
animar (excitar; inspirar; dar viveza a; entusiasmar)
opwekken; tot leven wekken; activeren; reanimeren; verlevendigen; opleven-
tot leven wekken verbe (wek tot leven, wekt tot leven, wekte tot leven, wekten tot leven, tot leven gewekt)
-
reanimeren verbe
-
animar (incentivar; arrancar; estimular; impulsar; incitar; motivar; alentar; apuntalar)
-
animar (instigar; excitar; estimular; provocar; incitar; engendrar; motivar; encender; desafiar; incentivar; suscitar; resucitar; avivar; espolear; caldear; incitar a)
-
animar (atizar; encandilar)
-
animar (distraer; refrescar; añadirse)
-
animar (motivar; alentar; levantar; apoyar; encender; provocar; afilar; avivar; sostener; engordar; empujar; sujetar; vaciar; promocionar; calzar; incentivar; suscitar; incitar; apresurar; engendrar; resucitar; estimular; acentuar; hurgar; secundar; arreciar; entornar; apuntalar; poner en marcha; instigar; escarbar; atosigar; espolear; impulsar a; incitar a; aguijonear)
-
animar (incitar; encender; excitar; atizar; instigar; impulsar a; apresurar; estimular; avivar; incitar a; poner en pie; sembrar discordia)
-
animar (estimular; envalentonar; provocar; alentar; incitar; aclamar; aplaudir; instigar)
Conjugations for animar:
presente
- animo
- animas
- anima
- animamos
- animáis
- animan
imperfecto
- animaba
- animabas
- animaba
- animábamos
- animabais
- animaban
indefinido
- animé
- animaste
- animó
- animamos
- animasteis
- animaron
fut. de ind.
- animaré
- animarás
- animará
- animaremos
- animaréis
- animarán
condic.
- animaría
- animarías
- animaría
- animaríamos
- animaríais
- animarían
pres. de subj.
- que anime
- que animes
- que anime
- que animemos
- que animéis
- que animen
imp. de subj.
- que animara
- que animaras
- que animara
- que animáramos
- que animarais
- que animaran
miscelánea
- ¡anima!
- ¡animad!
- ¡no animes!
- ¡no animéis!
- animado
- animando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
la animar (estimular)
-
el animar (incitar a; estimular; impulsar; animar a; a instancias de)
Translation Matrix for animar:
Synonyms for "animar":
Wiktionary Translations for animar:
animar
Cross Translation:
verb
-
moed inspreken
-
opwekken
-
aansporen
-
opmonteren, opvrolijken
-
iemand een positievere kijk op de kansen geven
-
o5. aansporen
-
opvrolijken, animeren
-
opmonteren, animeren
-
maatregelen nemen om iets te bevorderen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• animar | → aanmoedigen; bemoedigen | ↔ encourage — mentally support or motivate |
• animar | → aansporen; aanmoedigen; bewegen | ↔ spur — to urge or encourage to action, or to a more vigorous pursuit of an object; to incite; to stimulate; to instigate; to impel; to drive |
• animar | → bezielen; tot leven wekken | ↔ strengthen — to animate |
• animar | → aanmoedigen | ↔ ermutigen — jemandem zureden, etwas zu tun |
• animar | → motiveren | ↔ motivieren — jemanden dazu bringen, sich aus eigenem Antrieb um etwas zu kümmern |
• animar | → bezielen; verlevendigen; animeren | ↔ animer — douer de vie un corps organiser. |
• animar | → accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen | ↔ encourager — inciter à avoir du courage. |
• animar | → aanmoedigen; bemoedigen; stijven | ↔ réconforter — relever les forces, ranimer, remonter, tant au sens physique ou médical, qu'au sens moral. |
External Machine Translations: