Interglot - "atiborrarse" translated from Spanish to Dutch

Remove Ads

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

atiborrarse:
- consumeren; vreten; tot zich nemen; bunkeren; nuttigen; naar binnen werken; verorberen; bikken; zitten proppen; schransen; tegoed doen; eten; opeten; schrokken; binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
Wiktionary:
- atiborrarse → schrokken

Spanish

Detailed Translations for atiborrarse from Spanish to Dutch

atiborrarse:

atiborrarse verbe

atiborrarse (devorar)
consumeren; vreten; tot zich nemen; bunkeren; nuttigen; naar binnen werken; verorberen; bikken; zitten proppen; schransen; tegoed doen; eten; opeten; schrokken
- consumeren verbe (consumeer, consumeert, consumeerde, consumeerden, geconsumeerd)
- vreten verbe (vreet, vrat, vraten, gevreten)
- tot zich nemen verbe (neem mij tot zich, neemt je tot zich, neemt zich tot zich, zich, je, zich tot zich genomen)
- bunkeren verbe (bunker, bunkert, bunkerde, bunkerden, gebunker)
- nuttigen verbe (nuttig, nuttigt, nuttigde, nuttigden, genuttigd)
- naar binnen werken verbe (werk naar binnen, werkt naar binnen, werkte naar binnen, werkten naar binnen, naar binnen gewerkt)
- verorberen verbe (verorber, verorbert, verorberde, verorberden, verorberd)
- bikken verbe (bik, bikt, bikte, bikten, gebikt)
- zitten proppen verbe
- schransen verbe (schrans, schranst, schranste, schransten, geschranst)
- tegoed doen verbe (doe tegoed, doet tegoed, deed tegoed, deden tegoed, tegoed gedaan)
- eten verbe (eet, at, aten, gegeten)
- opeten verbe (eet op, at op, aten op, opgegeten)
- schrokken verbe (schrok, schrokt, schrokte, schrokten, geschrokt)
atiborrarse (engullir; tomar; comer; jalar; tragar; devorar; ingerir; comerse; jamar; tragarse; atracarse; llenarse de comida; tomar combustible; comer con glotonería)
binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
- binnenkrijgen verbe (krijg binnen, krijgt binnen, kreeg binnen, kregen binnen, binnengekregen)
- opslokken verbe (slok op, slokt op, slokte op, slokten op, opgeslokt)
- zwelgen verbe (zwelg, zwelgt, zwolg, zwolgen, gezwolgen)

Conjugations for atiborrarse:

presente

me atiborro
te atiborras
se atiborra
nos atiborramos
os atiborráis
se atiborran

imperfecto

me atiborraba
te atiborrabas
se atiborraba
nos atiborrábamos
os atiborrabais
se atiborraban

indefinido

me atiborré
te atiborraste
se atiborró
nos atiborramos
os atiborrasteis
se atiborraron

fut. de ind.

me atiborraré
te atiborrarás
se atiborrará
nos atiborraremos
os atiborraréis
se atiborrarán

condic.

me atiborraría
te atiborrarías
se atiborraría
nos atiborraríamos
os atiborraríais
se atiborrarían

pres. de subj.

que me atiborre
que te atiborres
que se atiborre
que nos atiborremos
que os atiborréis
que se atiborren

imp. de subj.

que me atiborrara
que te atiborraras
que se atiborrara
que nos atiborráramos
que os atiborrarais
que se atiborraran

miscelánea

¡atiborrate!
¡atiborraos!
¡no te atiborres!
¡no os atiborréis!
atiborrado
atiborrándose

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for atiborrarse:

Noun	Related Translations	Other Translations
bikken		devorar; escudar
eten		alimentación; alimento; alimentos; almuerzo; comestibles; comida; nutrición; productos alimenticios; provisiones; vianda; vituallas; víveres
schrokken		embaular; engullir; zampar
verorberen		cosumición; ingestión
vreten		devorar
Verb	Related Translations	Other Translations
bikken	atiborrarse; devorar	comer; comer con gusto; desincrustar; desplegar; disfrutar comiendo; mandarse un ...; morfar; picar; saborear
binnenkrijgen	atiborrarse; atracarse; comer; comer con glotonería; comerse; devorar; engullir; ingerir; jalar; jamar; llenarse de comida; tomar; tomar combustible; tragar; tragarse
bunkeren	atiborrarse; devorar
consumeren	atiborrarse; devorar	aprovechar; cenar; comer; comerse; consumir; tomar; usar
eten	atiborrarse; devorar	aprovechar; cenar; comer; comer con gusto; comerse; consumir; desincrustar; desplegar; disfrutar comiendo; mandarse un ...; morfar; picar; saborear; tomar
naar binnen werken	atiborrarse; devorar	comer; comer con gusto; desincrustar; desplegar; disfrutar comiendo; mandarse un ...; morfar; picar; saborear
nuttigen	atiborrarse; devorar	apresar; aprovechar; capturar; cenar; coger; comer; consumir; pescar
opeten	atiborrarse; devorar	agotar; aprovechar; atracarse; carcomer; cenar; comer; comerlo todo; comerse; consumir; dar de comer a; devorar; digerir; digerirse; tomar
opslokken	atiborrarse; atracarse; comer; comer con glotonería; comerse; devorar; engullir; ingerir; jalar; jamar; llenarse de comida; tomar; tomar combustible; tragar; tragarse
schransen	atiborrarse; devorar	hartarse
schrokken	atiborrarse; devorar
tegoed doen	atiborrarse; devorar	consumir; disfrutar
tot zich nemen	atiborrarse; devorar	aprovechar; cenar; comer; consumir
verorberen	atiborrarse; devorar	aprovechar; cenar; comer; comerse; consumir; devorar
vreten	atiborrarse; devorar	agotar; aprovechar; atracarse; carcomer; comer; comerse; consumir; dar de comer a; devorar; digerir; digerirse; engullir; hartarse; manducar; tomar; tragar
zitten proppen	atiborrarse; devorar
zwelgen	atiborrarse; atracarse; comer; comer con glotonería; comerse; devorar; engullir; ingerir; jalar; jamar; llenarse de comida; tomar; tomar combustible; tragar; tragarse	engullir; hartarse

Synonyms for "atiborrarse":

apiparse; ahitarse; empacharse; atracarse; inflarse
glotonear; hincharse; tripear

Wiktionary Translations for atiborrarse:

Cross Translation:

From	To	Via
• atiborrarse	→ schrokken	↔ gorge — to eat greedily

External Machine Translations: