Summary
Spanish to Dutch: more detail...
- disolver:
-
Wiktionary:
- disolver → ontbinden, oplossen
- disolver → ontbinden, oplossen, uiteendrijven, kruimelen, ontleden, slibben, verkruimelen
Spanish
Detailed Translations for disolver from Spanish to Dutch
disolver:
-
disolver (disolverse)
-
disolver (descifrar; resolver; solucionar; desleír; desenredar; disolverse; desembrollar; desenmarañar)
-
disolver (derretirse; descomponer; rescindir; disolverse)
-
disolver (despachar; echar; mandar; enviar; expulsar; destituir)
-
disolver (dispersar; separarse; dispersarse)
uiteenvliegen; uiteenstuiven; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen-
uit elkaar stuiven verbe (stuif uit elkaar, stuift uit elkaar, stoof uit elkaar, stoven uit elkaar, uit elkaar gestoven)
-
uit elkaar vliegen verbe (vlieg uit elkaar, vliegt uit elkaar, vloog uit elkaar, vlogen uit elkaar, uit elkaar gevlogen)
-
disolver (desenredar; desmontar; deshilar; deshilachar; desleír; desenmarañar)
uit elkaar halen; uit de war halen; ontrafelen; ontwarren-
uit elkaar halen verbe (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
-
uit de war halen verbe
-
Conjugations for disolver:
presente
- disuelvo
- disuelves
- disuelve
- disolvemos
- disolvéis
- disuelven
imperfecto
- disolvía
- disolvías
- disolvía
- disolvíamos
- disolvíais
- disolvían
indefinido
- disolví
- disolviste
- disolvió
- disolvimos
- disolvisteis
- disolvieron
fut. de ind.
- disolveré
- disolverás
- disolverá
- disolveremos
- disolveréis
- disolverán
condic.
- disolvería
- disolverías
- disolvería
- disolveríamos
- disolveríais
- disolverían
pres. de subj.
- que disuelva
- que disuelvas
- que disuelva
- que disolvamos
- que disolváis
- que disuelvan
imp. de subj.
- que disolviera
- que disolvieras
- que disolviera
- que disolviéramos
- que disolvierais
- que disolvieran
miscelánea
- ¡disuelve!
- ¡disolved!
- ¡no disuelvas!
- ¡no disolváis!
- disuelto
- disolviendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for disolver:
Synonyms for "disolver":
Wiktionary Translations for disolver:
disolver
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• disolver | → ontbinden; oplossen | ↔ dissolve — to terminate a union of multiple members actively |
• disolver | → oplossen | ↔ dissolve — transitive: to disintegrate into a solution by immersion |
• disolver | → oplossen | ↔ dissolve — intransitive: to be disintegrated into a solution by immersion |
• disolver | → uiteendrijven; ontbinden | ↔ dissolve — to disperse a group |
• disolver | → oplossen; kruimelen; ontleden; slibben; verkruimelen | ↔ résoudre — Décomposer un corps en ses éléments. |