Summary
Spanish to Dutch: more detail...
- dispersar:
-
Wiktionary:
- dispersar → afzonderen, uiteendrijven, verspreiden
- dispersar → verbreiden, verstrooien, verspreiden, uiteenspatten, uiteengaan, uitstrooien, strooien, rondstrooien, uiteennemen, afzonderen, scheiden, afscheiden, schiften, sorteren, selecteren
Spanish
Detailed Translations for dispersar from Spanish to Dutch
dispersar:
-
dispersar (enjambrar; desbandarse)
-
dispersar (repartir; distribuir)
-
dispersar
-
dispersar (disolver; separarse; dispersarse)
uiteenvliegen; uiteenstuiven; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen-
uit elkaar stuiven verbe (stuif uit elkaar, stuift uit elkaar, stoof uit elkaar, stoven uit elkaar, uit elkaar gestoven)
-
uit elkaar vliegen verbe (vlieg uit elkaar, vliegt uit elkaar, vloog uit elkaar, vlogen uit elkaar, uit elkaar gevlogen)
Conjugations for dispersar:
presente
- disperso
- dispersas
- dispersa
- dispersamos
- dispersáis
- dispersan
imperfecto
- dispersaba
- dispersabas
- dispersaba
- dispersábamos
- dispersabais
- dispersaban
indefinido
- dispersé
- dispersaste
- dispersó
- dispersamos
- dispersasteis
- dispersaron
fut. de ind.
- dispersaré
- dispersarás
- dispersará
- dispersaremos
- dispersaréis
- dispersarán
condic.
- dispersaría
- dispersarías
- dispersaría
- dispersaríamos
- dispersaríais
- dispersarían
pres. de subj.
- que disperse
- que disperses
- que disperse
- que dispersemos
- que disperséis
- que dispersen
imp. de subj.
- que dispersara
- que dispersaras
- que dispersara
- que dispersáramos
- que dispersarais
- que dispersaran
miscelánea
- ¡dispersa!
- ¡dispersad!
- ¡no disperses!
- ¡no disperséis!
- dispersado
- dispersando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for dispersar:
Synonyms for "dispersar":
Wiktionary Translations for dispersar:
dispersar
Cross Translation:
verb
-
afscheiden
-
een enkele kudde of menigte in meerdere delen opdelen door een drijvende beweging te maken
-
in omloop brengen, over een groter oppervlak uitbreiden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dispersar | → verbreiden | ↔ disperse — to scatter |
• dispersar | → verstrooien; verspreiden | ↔ scatter — to cause to separate |
• dispersar | → uiteenspatten; uiteengaan | ↔ scatter — to disperse |
• dispersar | → verbreiden; verspreiden; uitstrooien | ↔ spread — to disperse, scatter |
• dispersar | → strooien; rondstrooien; uiteennemen | ↔ disperser — Traductions à trier suivant le sens |
• dispersar | → afzonderen; scheiden; afscheiden; schiften | ↔ séparer — désunir des parties d’un même tout qui étaient joindre. |
• dispersar | → sorteren; selecteren; afzonderen; scheiden; afscheiden; schiften | ↔ trier — séparer ce que l'on souhaite garder et ce que l'on souhaite jeter. |