Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
examinar:
- onderzoeken; testen; beproeven; keuren; examineren; overhoren; toetsen; controleren; inspecteren; schouwen; bestuderen; monsteren; monsters nemen; proberen; uitproberen; vorsen; speuren; blikken werpen; blikken; aftasten; bevoelen; beschouwen; overwegen; overdenken; afwegen; bekijken; bezichtigen; doorvorsen; examen afnemen; exploreren; gadeslaan; toeschouwen; aankijken; ondervragen; uitvragen; verhoren; uithoren
- zoeken; bladeren; browsen
-
Wiktionary:
- examinar → checken, controleren, doorzien, examineren, exploreren, keuren, nakijken
- examinar → checken, inspecteren, controleren, uitzoeken, onderzoeken, [[zorgvuldig onderzoeken]], inzien, toetsen, keuren, exploreren, nagaan, uitvissen, vorsen, examineren, nakijken, nauwkeurig onderzoeken, opgravingen doen, zoeken, wetenschappelijk onderzoeken, een enquête houden, aflezen, surveilleren, toezien
Spanish
Detailed Translations for examinar from Spanish to Dutch
examinar:
-
examinar (ensayar; probar; comprobar; verificar; buscar; catar; controlar; corregir; repasar; mirar; aquilatar; inspeccionar; someter a prueba; pasar revista a)
-
examinar (hacer una prueba escrita; comprobar; chequear; someter a prueba; investigar)
-
examinar (revisar; tomar; reconocer; contestar; grabar; rodar; prosperar; inspeccionar; pasar revista a)
-
examinar (estudiar; investigar)
-
examinar (inspeccionar)
-
examinar (intentar; testar; poner a prueba; tentar; solicitar; rogar; someter a prueba)
-
examinar (investigar; explorar; explorar a fondo)
-
examinar (echar una mirada; mirar; echar un vistazo; contemplar; estudiar; hojear; inspeccionar)
-
examinar (explorar; investigar)
-
examinar (contemplar; considerar; pensar; reflexionar sobre; estudiar; reflexionar; conmemorar; reflejar; reflectar)
-
examinar (visitar; pasar revista a; ir a ver; repasar; controlar; inspeccionar; verificar)
-
examinar (investigar; comprobar; descubrir; averiguar; reconocer; controlar; verificar; analizar; vislumbrar; indagar; rastrear; divisar; explorar; escudriñar; columbrar; seguir el rastro de; explorar a fondo)
doorvorsen-
doorvorsen verbe
-
-
examinar
examen afnemen-
examen afnemen verbe (neem examen af, neemt examen af, nam examen af, namen examen af, examen afgenomen)
-
-
examinar (investigar)
-
examinar (observar; ver; notar; mirar; estudiar; lorear; distinguir; hojear; percibir; inspeccionar)
-
examinar (interrogar; oír; enterarse; saber; ser de; entender; escuchar; comprender; cumplir con; dar; aprender; atender; reconocer; acceder; encuestar; atender a; acceder a; deber de ser; tomar declaración a)
Conjugations for examinar:
presente
- examino
- examinas
- examina
- examinamos
- examináis
- examinan
imperfecto
- examinaba
- examinabas
- examinaba
- examinábamos
- examinabais
- examinaban
indefinido
- examiné
- examinaste
- examinó
- examinamos
- examinasteis
- examinaron
fut. de ind.
- examinaré
- examinarás
- examinará
- examinaremos
- examinaréis
- examinarán
condic.
- examinaría
- examinarías
- examinaría
- examinaríamos
- examinaríais
- examinarían
pres. de subj.
- que examine
- que examines
- que examine
- que examinemos
- que examinéis
- que examinen
imp. de subj.
- que examinara
- que examinaras
- que examinara
- que examináramos
- que examinarais
- que examinaran
miscelánea
- ¡examina!
- ¡examinad!
- ¡no examines!
- ¡no examinéis!
- examinado
- examinando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
examinar
Translation Matrix for examinar:
Synonyms for "examinar":
Wiktionary Translations for examinar:
examinar
Cross Translation:
verb
-
controleren, nakijken
-
inspecteren, toezicht houden, onderzoeken, nazien
-
dóórzien, vluchtig iets lezen
-
aan een examen onderwerpen
-
(overgankelijk) een onbekend gebied verkennen
-
zich een oordeel vormen over de waarde of deugdelijkheid van iets
-
corrigeren van een geschreven tekst of huiswerk
Cross Translation: