Home ->Dictionaries ->Spanish/Dutch ->Translate guión

Translate guión from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

guión:
- scenario; filmscenario; draaiboek; koppelteken; verbindingsteken; streepje; afbreekstreepje
Wiktionary:
- guión → draaiboek, scenario
- guión → draaiboek, wimpel, scenario, script, koppelteken, verbindingsteken, verbindingsstreepje

Spanish

Detailed Translations for guión from Spanish to Dutch

guión:

guión [el ~] nom

el guión (desarrollo; argumento)
het scenario; het filmscenario; het draaiboek
- scenario [het ~] nom
- filmscenario [het ~] nom
- draaiboek [het ~] nom
el guión (guiones)
het koppelteken; verbindingsteken
- koppelteken [het ~] nom
- verbindingsteken [znw.] nom
el guión
het streepje
- streepje [het ~] nom
el guión
afbreekstreepje
- afbreekstreepje

Translation Matrix for guión:

Noun	Related Translations	Other Translations
draaiboek	argumento; desarrollo; guión	plan de campaña; plan de trabajo
filmscenario	argumento; desarrollo; guión
koppelteken	guiones; guión
scenario	argumento; desarrollo; guión	escenario
streepje	guión	arruga; línea; rayita
verbindingsteken	guiones; guión
Not Specified	Related Translations	Other Translations
afbreekstreepje	guión

Synonyms for "guión":

estandarte; pendón; insignia; gallardete; divisa; grímpola; banderín; bandera
libreto; argumento; trama
raya
línea; signo
sinopsis; asunto; tema

Wiktionary Translations for guión:

guión

noun

regieaanwijzingen voor het maken van een film
- draaiboek → guión
een kort uitgewerkt schema voor de handeling van een dramatisch werk
- scenario → guión

Cross Translation:

From	To	Via
• guión	→ draaiboek	↔ Drehbuch — Verzeichnis der gesprochenen Texte und der Regieanweisungen für einen Film
• guión	→ wimpel	↔ Stander — offizielle Flagge am Auto eines Präsidenten, Regierungsmitglieds, Diplomaten oder Militärs
• guión	→ draaiboek; scenario; script	↔ scénario — Description des scènes d’une œuvre
• guión	→ koppelteken; verbindingsteken; verbindingsstreepje	↔ trait d’union — Signe de ponctuation (qui s'écrit « ‐ ») utilisé pour joindre deux mots, en particulier pour :