Interglot - "prepararse" translated from Spanish to Dutch

Remove Ads

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

prepararse:
- bereiden; klaarmaken; prepareren; brouwen; iets toebereiden; opmaken; aanstalten maken; zich gereed maken; zich bereiden; zich klaarmaken; zich prepareren; zich voorbereiden; gereedmaken
Wiktionary:
- prepararse → instellen

Spanish

Detailed Translations for prepararse from Spanish to Dutch

prepararse:

prepararse verbe

prepararse (aderezar; preparar; apercibir; arreglar; aprestar)
bereiden; klaarmaken; prepareren; brouwen; iets toebereiden
- bereiden verbe (bereid, bereidt, bereidde, bereidden, bereid)
- klaarmaken verbe (maak klaar, maakt klaar, maakte klaar, maakten klaar, klaargemaakt)
- prepareren verbe (prepareer, prepareert, prepareerde, prepareerden, geprepareerd)
- brouwen verbe (brouw, brouwt, brouwde, brouwden, gebrouwd)
- iets toebereiden verbe
prepararse (hacer ademán de)
opmaken; aanstalten maken
- opmaken verbe (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
- aanstalten maken verbe
prepararse
zich gereed maken; zich bereiden; zich klaarmaken; zich prepareren
- zich gereed maken verbe
- zich bereiden verbe
- zich klaarmaken verbe
- zich prepareren verbe
prepararse
zich voorbereiden
- zich voorbereiden verbe
prepararse (preparar; arreglar)
gereedmaken
- gereedmaken verbe

Conjugations for prepararse:

presente

me preparo
te preparas
se prepara
nos preparamos
os preparáis
se preparan

imperfecto

me preparaba
te preparabas
se preparaba
nos preparábamos
os preparabais
se preparaban

indefinido

me preparé
te preparaste
se preparó
nos preparamos
os preparasteis
se prepararon

fut. de ind.

me prepararé
te prepararás
se preparará
nos prepararemos
os prepararéis
se prepararán

condic.

me prepararía
te prepararías
se prepararía
nos prepararíamos
os prepararíais
se prepararían

pres. de subj.

que me prepare
que te prepares
que se prepare
que nos preparemos
que os preparéis
que se preparen

imp. de subj.

que me preparara
que te prepararas
que se preparara
que nos preparáramos
que os prepararais
que se prepararan

miscelánea

¡prepárate!
¡preparaos!
¡no te prepares!
¡no os preparéis!
preparado
preparándose

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for prepararse:

Noun	Related Translations	Other Translations
bereiden		condimento; preparar
klaarmaken		preparar
opmaken		redactarse
Verb	Related Translations	Other Translations
aanstalten maken	hacer ademán de; prepararse
bereiden	aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse	aderezar; preparar
brouwen	aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse	aderezar; preparar
gereedmaken	arreglar; preparar; prepararse
iets toebereiden	aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse
klaarmaken	aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse	acabar; aderezar; completar; dar fin a; finalizar; preparar; terminar
opmaken	hacer ademán de; prepararse	acabar; adornar; consumirse; decorar; derrochar; despilfarrar; gastar; gastarse todo el dinero; maquillarse; pintarse; terminar
prepareren	aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse	familiarizarse; iniciar; orientar; preparar
zich bereiden	prepararse
zich gereed maken	prepararse
zich klaarmaken	prepararse
zich prepareren	prepararse
zich voorbereiden	prepararse

Synonyms for "prepararse":

apercibirse; disponerse
labrarse; forjarse; formarse; hacerse; crearse

Wiktionary Translations for prepararse:

Cross Translation:

From	To	Via
• prepararse	→ instellen	↔ einstellen — (reflexiv) sich auf etwas vorbereiten

External Machine Translations:

Related Translations for prepararse