Interglot - "puntear" translated from Spanish to Dutch

Remove Ads

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

puntear:
- tokkelen; tikken; stippelen; bespikkelen; stippen; indopen; tikken op
Wiktionary:
- puntear → oprapen, plukken, afplukken, tokkelen, afbreken, afrukken, wegscheuren

Spanish

Detailed Translations for puntear from Spanish to Dutch

puntear:

puntear verbe

puntear
tokkelen
- tokkelen verbe (tokkel, tokkelt, tokkelde, tokkelden, getokkeld)
puntear
tikken
- tikken verbe (tik, tikt, tikte, tikten, getikt)
puntear (salpicar de puntos; motear)
stippelen; bespikkelen
- stippelen verbe (stippel, stippelt, stippelde, stippelden, gestippeld)
- bespikkelen verbe (bespikkel, bespikkelt, bespikkelde, bespikkelden, bespikkeld)
puntear (salpicar de puntos; motear)
stippen
- stippen verbe (stip, stipt, stipte, stipten, gestipt)
puntear (motear; salpicar de puntos)
indopen
- indopen verbe
puntear (pulsar)
tikken op
- tikken op verbe

Conjugations for puntear:

presente

punteo
punteas
puntea
punteamos
punteáis
puntean

imperfecto

punteaba
punteabas
punteaba
punteábamos
punteabais
punteaban

indefinido

punteé
punteaste
punteó
punteamos
punteasteis
puntearon

fut. de ind.

puntearé
puntearás
punteará
puntearemos
puntearéis
puntearán

condic.

puntearía
puntearías
puntearía
puntearíamos
puntearíais
puntearían

pres. de subj.

que puntee
que puntees
que puntee
que punteemos
que punteéis
que punteen

imp. de subj.

que punteara
que puntearas
que punteara
que punteáramos
que puntearais
que puntearan

miscelánea

¡puntea!
¡puntead!
¡no puntees!
¡no punteéis!
punteado
punteando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for puntear:

Noun	Related Translations	Other Translations
indopen		inmersión
tikken		golpecitos
Verb	Related Translations	Other Translations
bespikkelen	motear; puntear; salpicar de puntos
indopen	motear; puntear; salpicar de puntos
stippelen	motear; puntear; salpicar de puntos
stippen	motear; puntear; salpicar de puntos
tikken	puntear	dar golpecitos; dar golpecitos en una puerta o ventana; dar golpes; dar una palmadita; escribir con máquina; golpear
tikken op	pulsar; puntear
tokkelen	puntear

Wiktionary Translations for puntear:

Cross Translation:

From	To	Via
• puntear	→ oprapen; plukken; afplukken; tokkelen; afbreken; afrukken; wegscheuren	↔ cueillir — détacher des fruits, des fleurs, des légumes de leurs branches ou de leurs tiges.

External Machine Translations: