Summary
Spanish to Dutch:   more detail...
  1. radicar:
  2. Wiktionary:


Spanish

Detailed Translations for radicar from Spanish to Dutch

radicar:

radicar verbe

  1. radicar (echar raíces; arraigar)
    wortelen; wortel schieten; vastgroeien
    • wortelen verbe (wortel, wortelt, wortelde, wortelden, geworteld)
    • wortel schieten verbe (schiet wortel, schoot wortel, schoten wortel, wortel geschoten)
    • vastgroeien verbe (groei vast, groeit vast, groeide vast, groeiden vast, vastgegroeid)

Translation Matrix for radicar:

VerbRelated TranslationsOther Translations
vastgroeien arraigar; echar raíces; radicar
wortel schieten arraigar; echar raíces; radicar
wortelen arraigar; echar raíces; radicar

Synonyms for "radicar":


Wiktionary Translations for radicar:

radicar
verb
  1. op een bepaalde plaats zijn