Interglot - "resolver" translated from Spanish to Dutch

Remove Ads

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

resolver:
- oplossen; ontrafelen; ontraadselen; ontwarren; ontknopen; afhandelen; twist uit de weg ruimen; beslechten; afdoen; besluiten; beslissen; uitzoeken; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; omzetten
- verhelpen
Wiktionary:
- resolver → ontbinden, oplossen
- resolver → beslissen, besluiten, oplossen, zich, voornemen, uitmaken, zich voornemen, kruimelen, ontleden, slibben, verkruimelen

Spanish

Detailed Translations for resolver from Spanish to Dutch

resolver:

resolver verbe

resolver (descifrar; solucionar; disolver; desleír; desenredar; disolverse; desembrollar; desenmarañar)
oplossen; ontrafelen; ontraadselen; ontwarren; ontknopen
- oplossen verbe (los op, lost op, loste op, losten op, opgelost)
- ontrafelen verbe (ontrafel, ontrafelt, ontrafelde, ontrafelden, ontrafeld)
- ontraadselen verbe (ontraadsel, ontraadselt, ontraadselde, ontraadselden, ontraadseld)
- ontwarren verbe (ontwar, ontwart, ontwarde, ontwarden, ontward)
- ontknopen verbe (ontknoop, ontknoopt, ontknoopte, ontknoopten, ontknoopt)
resolver (regular; ordenar)
afhandelen; twist uit de weg ruimen; beslechten; afdoen
- afhandelen verbe (handel af, handelt af, handelde af, handelden af, afgehandeld)
- twist uit de weg ruimen verbe
- beslechten verbe (beslecht, beslechtte, beslechtten, beslecht)
- afdoen verbe (doe af, doet af, deed af, deden af, afgedaan)
resolver (concluir; decidir; decidirse a; terminar; convenir en; acordar; vencer; caducar; expirar)
besluiten; beslissen
- besluiten verbe (besluit, besloot, besloten, besloten)
- beslissen verbe (beslis, beslist, besliste, beslisten, beslist)
resolver (averiguar; investigar; desenredar; desmenuzar; deshilachar; destejer; deshacer; descifrar; deshilar)
uitzoeken; ontwarren; uitpluizen; ontraadselen; uitrafelen; uitvezelen; ontrafelen
- uitzoeken verbe (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
- ontwarren verbe (ontwar, ontwart, ontwarde, ontwarden, ontward)
- uitpluizen verbe (pluis uit, pluist uit, ploos uit, plozen uit, uitgeplozen)
- ontraadselen verbe (ontraadsel, ontraadselt, ontraadselde, ontraadselden, ontraadseld)
- uitrafelen verbe (rafel uit, rafelt uit, rafelde uit, rafelden uit, uitgerafeld)
- uitvezelen verbe (vezel uit, vezelt uit, vezelde uit, vezelden uit, uitgevezeld)
- ontrafelen verbe (ontrafel, ontrafelt, ontrafelde, ontrafelden, ontrafeld)
resolver
omzetten
- omzetten verbe (zet om, zette om, zetten om, omgezet)

Conjugations for resolver:

presente

resuelvo
resuelves
resuelve
resolvemos
resolvéis
resuelven

imperfecto

resolvía
resolvías
resolvía
resolvíamos
resolvíais
resolvían

indefinido

resolví
resolviste
resolvió
resolvimos
resolvisteis
resolvieron

fut. de ind.

resolveré
resolverás
resolverá
resolveremos
resolveréis
resolverán

condic.

resolvería
resolverías
resolvería
resolveríamos
resolveríais
resolverían

pres. de subj.

que resuelva
que resuelvas
que resuelva
que resolvamos
que resolváis
que resuelvan

imp. de subj.

que resolviera
que resolvieras
que resolviera
que resolviéramos
que resolvierais
que resolvieran

miscelánea

¡resuelve!
¡resolved!
¡no resuelvas!
¡no resolváis!
resuelto
resolviendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

resolver [el ~] nom

el resolver
verhelpen
- verhelpen [znw.] nom

Translation Matrix for resolver:

Noun	Related Translations	Other Translations
afhandelen		arreglar
besluiten		decisión municipal
uitzoeken		seleccionar
verhelpen	resolver
Verb	Related Translations	Other Translations
afdoen	ordenar; regular; resolver	arreglar; finalizar; solucionar; tener acabado; tener listo; terminar
afhandelen	ordenar; regular; resolver
beslechten	ordenar; regular; resolver
beslissen	acordar; caducar; concluir; convenir en; decidir; decidirse a; expirar; resolver; terminar; vencer
besluiten	acordar; caducar; concluir; convenir en; decidir; decidirse a; expirar; resolver; terminar; vencer
omzetten	resolver	cambiar; cambiar de sitio; cambiar por; canjear por; conmutar; convertir; reconstruir
ontknopen	descifrar; desembrollar; desenmarañar; desenredar; desleír; disolver; disolverse; resolver; solucionar	desabrochar; desatar
ontraadselen	averiguar; descifrar; desembrollar; desenmarañar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desleír; desmenuzar; destejer; disolver; disolverse; investigar; resolver; solucionar
ontrafelen	averiguar; descifrar; desembrollar; desenmarañar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desleír; desmenuzar; destejer; disolver; disolverse; investigar; resolver; solucionar	desenmarañar; desenredar; deshilachar; deshilar; desleír; desmontar; disolver
ontwarren	averiguar; descifrar; desembrollar; desenmarañar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desleír; desmenuzar; destejer; disolver; disolverse; investigar; resolver; solucionar	decodificar; descifrar; desenmarañar; desenredar; deshilachar; deshilar; desleír; desmontar; disolver; sacar en claro; solucionar
oplossen	descifrar; desembrollar; desenmarañar; desenredar; desleír; disolver; disolverse; resolver; solucionar	decodificar; descifrar; disolver; disolverse; sacar en claro; solucionar
twist uit de weg ruimen	ordenar; regular; resolver
uitpluizen	averiguar; descifrar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desmenuzar; destejer; investigar; resolver
uitrafelen	averiguar; descifrar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desmenuzar; destejer; investigar; resolver	deshilachar; deshilacharse
uitvezelen	averiguar; descifrar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desmenuzar; destejer; investigar; resolver
uitzoeken	averiguar; descifrar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desmenuzar; destejer; investigar; resolver	clasificar; ordenar; seleccionar; sortear
verhelpen		alzar; levantar

Synonyms for "resolver":

acertar; adivinar; descubrir; atinar; descifrar; dar en el clavo; encontrar; hallar; dar con
acordar; determinar; decidir; adoptar; establecer; concertar; convenir; pactar; conciliar
declarar; fallar
desentrañar; averiguar; aclarar; desembrollar; solucionar; dilucidar
evacuar
sentenciar; zanjar; arreglar; dirimir
gestionar; dirigir; administrar; encargar; mandar
juzgar; dictaminar; enjuiciar; arbitrar; decretar

Wiktionary Translations for resolver:

resolver

verb

een organisatie opheffen
- ontbinden → disolver; rescindir; resolver
een probleem ophelderen
- oplossen → resolver; solucionar; solventar

Cross Translation:

From	To	Via
• resolver	→ beslissen; besluiten	↔ decide — to resolve or settle
• resolver	→ oplossen	↔ resolve — find a solution to
• resolver	→ besluiten; beslissen; zich; voornemen	↔ resolve — make a firm decision
• resolver	→ oplossen	↔ solve — to find an answer or solution
• resolver	→ oplossen	↔ square — to resolve
• resolver	→ beslissen; besluiten; uitmaken; zich voornemen	↔ décider — résoudre après examen une chose douteux et contester.
• resolver	→ oplossen; kruimelen; ontleden; slibben; verkruimelen	↔ résoudre — Décomposer un corps en ses éléments.

External Machine Translations:

Related Translations for resolver

sin resolver