Home ->Dictionaries ->Spanish/Dutch ->Translate solidez

Translate solidez from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

solidez:
- houdbaarheid; bewaarbaarheid; conserveerbaarheid; degelijkheid; betrouwbaarheid; soliditeit; deugdelijkheid; stevigheid; gedegenheid; grondigheid; consolidatie; versterking; versteviging; verharding; onverbrekelijkheid

Spanish

Detailed Translations for solidez from Spanish to Dutch

solidez:

solidez [la ~] nom

la solidez (conservabilidad; defendibilidad)
de houdbaarheid; bewaarbaarheid; conserveerbaarheid
- houdbaarheid [de ~ (v)] nom
- bewaarbaarheid [znw.] nom
- conserveerbaarheid [znw.] nom
la solidez (profundidad; seriedad)
de degelijkheid
- degelijkheid [de ~ (v)] nom
la solidez (robustez; tenacidad; seguridad; solvencia; vigor)
de betrouwbaarheid; de soliditeit; de degelijkheid; de deugdelijkheid; de stevigheid
- betrouwbaarheid [de ~ (v)] nom
- soliditeit [de ~ (v)] nom
- degelijkheid [de ~ (v)] nom
- deugdelijkheid [de ~ (v)] nom
- stevigheid [de ~ (v)] nom
la solidez (profundidad)
de gedegenheid; de grondigheid
- gedegenheid [de ~ (v)] nom
- grondigheid [de ~ (v)] nom
la solidez (consolidación; refuerzo; solidificación; endurecimiento; fortificación; confirmación)
de consolidatie; de versterking; de versteviging; de verharding
- consolidatie [de ~ (v)] nom
- versterking [de ~ (v)] nom
- versteviging [de ~ (v)] nom
- verharding [de ~ (v)] nom
la solidez (indisolubilidad; seguridad; firmeza; fijeza)
onverbrekelijkheid
- onverbrekelijkheid [znw.] nom

Translation Matrix for solidez:

Noun	Related Translations	Other Translations
betrouwbaarheid	robustez; seguridad; solidez; solvencia; tenacidad; vigor	confiabilidad; credibilidad; verosimilitud
bewaarbaarheid	conservabilidad; defendibilidad; solidez
conserveerbaarheid	conservabilidad; defendibilidad; solidez
consolidatie	confirmación; consolidación; endurecimiento; fortificación; refuerzo; solidez; solidificación	consolidación
degelijkheid	profundidad; robustez; seguridad; seriedad; solidez; solvencia; tenacidad; vigor	decencia; estabilidad; respetabilidad; solvencia; virtud
deugdelijkheid	robustez; seguridad; solidez; solvencia; tenacidad; vigor	decencia; estabilidad; respetabilidad; solvencia; virtud
gedegenheid	profundidad; solidez	estabilidad; solvencia
grondigheid	profundidad; solidez
houdbaarheid	conservabilidad; defendibilidad; solidez	conservabilidad
onverbrekelijkheid	fijeza; firmeza; indisolubilidad; seguridad; solidez
soliditeit	robustez; seguridad; solidez; solvencia; tenacidad; vigor	estabilidad; firmeza
stevigheid	robustez; seguridad; solidez; solvencia; tenacidad; vigor	estabilidad; firmeza; fuerza
verharding	confirmación; consolidación; endurecimiento; fortificación; refuerzo; solidez; solidificación
versterking	confirmación; consolidación; endurecimiento; fortificación; refuerzo; solidez; solidificación	aumento; crecida; crecimiento; enriquecimiento; expansión; fortificación; incremento; subida
versteviging	confirmación; consolidación; endurecimiento; fortificación; refuerzo; solidez; solidificación